ECLI:NL:RBDHA:2024:7362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
NL 23.4445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiseres, met V-nummer [vnummer], had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was beslist dat zij niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. De besluiten waartegen bezwaar was gemaakt, dateren van 27 oktober 2022 en 26 januari 2023. De voorzieningenrechter heeft op 12 januari 2024 beslist op het bezwaarschrift van de eiseres, maar zij heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De voorzieningenrechter, mr. C.H. de Groot, heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Het verzoek om voorlopige voorziening betreft zowel het primaire besluit als het bestreden besluit. De rechter constateert dat er geen beroepsprocedure loopt tegen het laatste besluit, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel en is geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [vnummer], eiseres

(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2022 en bij besluit van 26 januari 2023 heeft verweerder beslist dat verzoekster niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/ EG.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 12 januari 2024 beslist op het bezwaarschrift van verzoekster.
Verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het bestreden besluit. De voorzieningenrechter constateert dat tegen dat laatste besluit geen beroepsprocedure loopt. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.