ECLI:NL:RBDHA:2024:7362
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiseres, met V-nummer [vnummer], had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was beslist dat zij niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. De besluiten waartegen bezwaar was gemaakt, dateren van 27 oktober 2022 en 26 januari 2023. De voorzieningenrechter heeft op 12 januari 2024 beslist op het bezwaarschrift van de eiseres, maar zij heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De voorzieningenrechter, mr. C.H. de Groot, heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Het verzoek om voorlopige voorziening betreft zowel het primaire besluit als het bestreden besluit. De rechter constateert dat er geen beroepsprocedure loopt tegen het laatste besluit, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel en is geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.