ECLI:NL:RBDHA:2024:7380
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 5 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 november 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiser, die stelde dat er niet tijdig op zijn asielaanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van de ingebrekestelling. De wettelijke beslistermijn voor de staatssecretaris is zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met de mogelijkheid tot verlenging in bepaalde situaties.
In deze zaak is de aanvraag op 5 maart 2023 ingediend, wat betekent dat de beslistermijn op 5 september 2023 eindigde. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is deze termijn met negen maanden verlengd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging rechtvaardigde. Daarom is de ingebrekestelling van 14 november 2023 prematuur ingediend, wat betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.