ECLI:NL:RBDHA:2024:7408
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidscriteria Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 maart 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 9 april 2024 was de verzoeker afwezig, maar de gemachtigde van de verweerder was aanwezig. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank motiveerde deze beslissing door te verwijzen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL24.11008), waarin al op het beroep was beslist. Aangezien er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, werd het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Eversteijn, met mr. S.J. Valk als griffier aanwezig. Het proces-verbaal van deze uitspraak werd op 16 april 2024 bekendgemaakt.