ECLI:NL:RBDHA:2024:7409
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublin-overeenkomst. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 maart 2024.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 9 april 2024, maar de verzoeker was niet verschenen, ondanks dat hij hiervan op de hoogte was gesteld. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.11278, behandeld, die verband hield met de asielaanvraag van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de andere zaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en werd openbaar gemaakt op 16 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.