ECLI:NL:RBDHA:2024:7410
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 13 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 9 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft omtrent asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Frankrijk op straat zal belanden en geen hulp zal krijgen van de Franse autoriteiten, maar de rechtbank stelt vast dat deze argumenten al eerder in de zienswijze zijn aangevoerd en dat de staatssecretaris hier gemotiveerd op heeft gereageerd.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft onderbouwd dat de stellingen van de staatssecretaris onjuist of onvoldoende gemotiveerd zijn. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 16 april 2024.