ECLI:NL:RBDHA:2024:7436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.6552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.G. Meyboom-de Jong, had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, nadat haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op 1 februari 2024 buiten behandeling was gesteld vanwege niet-betaalde leges. Na bezwaar van verzoekster heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 28 maart 2024 het bezwaar gegrond verklaard, maar verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding beoordeeld. Volgens de voorzieningenrechter kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekster haar verzoek heeft ingetrokken en tegelijkertijd om proceskostenvergoeding heeft verzocht. Verweerder stelde echter dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen onrechtmatigheid aan zijn handelen te wijten was. Verweerder had verzoekster meerdere keren de kans gegeven om de leges te betalen, maar verzoekster had hier niet op gereageerd.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van de wet, omdat verweerder het besluit had herroepen op basis van nieuwe feiten die pas in de bezwaarfase bekend waren geworden. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier S.A. Sewratan, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6552

uitspraak van de voorzieningenrechter

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.G. Meyboom-de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2024 heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning buiten behandeling werd gesteld, omdat de leges niet zijn betaald.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om te bepalen dat zij niet wordt uitgezet totdat op het bezwaar is beslist.
Verweerder heeft bij besluit van 28 maart 2024 het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Verzoekster heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en daarbij het verzoek gedaan om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op dat verzoek. [1]

Overwegingen

1. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek is ingetrokken en dat verzoekster tegelijk met de intrekking van het verzoek heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat er op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb geen sprake is van een onrechtmatigheid die aan verweerder te wijten is. Volgens verweerder is verzoekster meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om de leges te betalen of om te informeren waarom dit bedrag telkens retour is gekomen. Dit heeft verzoekster niet gedaan. Pas in de bezwaarfase is het voor verweerder bekend geworden dat de leges niet zijn betaald, omdat dit bedrag telkens retour is gekomen. Ten tijde van de aanvraag voldeed verzoekster nog niet aan alle vereisten. Dit is niet te wijten aan het onrechtmatig handelen van verweerder.
4. Nu verweerder bij besluit van 28 maart 2024 heeft aangegeven dat het besluit is herroepen vanwege feiten die pas in de bezwaarfase bekend zijn geworden en verzoekster dit niet heeft bestreden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.