Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.VDH SOLAR GROOTHANDEL B.V.,
2.
EIRONN NETHERLANDS B.V.tevens handelend onder de naam
AIKO ENERGY,
LIBRA ENERGY B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van de zijde van VDH en Libra van 29 februari 2024 met daarbij productie GPLV01;
- de akte houdende reactie op geldigheidsbezwaren tevens houdende overlegging reactieve producties van 14 maart 2024 met daarbij producties EP16 tot en met EP25, van de zijde van Maxeon;
- de akte houdende overlegging reactieve productie, ingediend op 26 maart 2024, waarmee Maxeon productie EP26 in het geding heeft gebracht;
- de door ieder van partijen op 26 maart 2024 (vóór 10:00 uur) ingediende schriftelijke pleitnota’s, met in de pleitnota van Maxeon doorgehaald de paragrafen 20 (vanaf “Dat deze stellingen onjuist zijn (…))” tot aan NB2 op pagina 15 en de
- de brief van de zijde van Eironn van 27 maart 2024, waarin zij heeft gereageerd op het door Maxeon gemaakte bezwaar en geformuleerde verzoek tot weigering van stukken, en waarin Eironn zelf voorwaardelijk bezwaar heeft gemaakt tegen toelating van de akte houdende reactie op geldigheidsbezwaren tevens houdende overlegging reactieve producties van de zijde van Maxeon van 14 maart 2024, en onvoorwaardelijk bezwaar heeft gemaakt tegen toelating van de door Maxeon ingediende akte houdende overlegging reactieve producties van 26 maart 2024 met productie EP26 en tegen haar pleitnotities;
- de akte houdende overlegging reactieve productie, ingediend op 27 maart 2024, waarmee Eironn onder protest productie GP39 in het geding heeft gebracht;
- de schriftelijke reacties op de pleitnota van Maxeon, ingediend op 27 maart 2024 (vóór 10:00 uur) door Eironn respectievelijk VDH en Libra, met in de pleitnota van Eironn doorgehaald de aanvulling (in rood) van randnummer 2.33 (zie ook hierna onder 1.3);
- de door ieder van partijen overgelegde proceskostenspecificatie.
senior intellectual property engineerbij AIKO), [naam 10] (
senior intellectual property engineerbij AIKO), [naam 11] (
chief engineer of research and development departmentbij AIKO), [naam 12] (
legal managerbij AIKO), [naam 13] (president van het
senior intellectual property engineerbij AIKO) en [naam 19] (
legal directorbij AIKO), haar octrooigemachtigde [naam 20] , [naam 21] (SGS Fresenius Institut), [naam 22] (SGS Fresenius Institut), [naam 23] (Fraunhofer CSP) en haar deskundige prof. B. Hoex.
snippets’ (afbeeldingen van tekstfragmenten afkomstig uit andere documenten), en tegen toelating van productie EP26, heeft de voorzieningenrechter ter zitting als volgt beslist. Genoemde
snippetszijn toegelaten, nu dit in feite slechts verwijzingen zijn naar eerder ingediende stukken. Dat geldt niet voor zover het gaat om
snippetsafkomstig uit documenten die niet (eerder) als productie in het geding zijn gebracht, zoals de in randnummer 24 van de schriftelijke pleitnota van Maxeon opgenomen
snippetvan een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel; daar zal de voorzieningenrechter dus geen acht op slaan. Ook de tegelijk met de schriftelijke pleitnota ingediende akte waarmee Maxeon als productie EP26 een nieuw (inbreuk)rapport heeft ingestuurd, zal de voorzieningenrechter als geweigerd buiten beschouwing laten. Die akte en productie zijn tardief en in strijd met de goede procesorde in het geding gebracht. Dat betekent dat ook productie GP39, die een reactie inhoudt op (de geweigerde) productie EP26, en die Eironn onder (uitdrukkelijk) protest heeft overgelegd bij de akte die zij tegelijk met haar schriftelijke reactie op de schriftelijke pleitnota van Maxeon heeft ingediend, (om dezelfde reden) niet bij de beoordeling zal worden betrokken. Bijgevolg zal de voorzieningenrechter geen acht slaan op in de schriftelijke pleitnota’s van partijen (inclusief de schriftelijke reactie van Eironn op de schriftelijke pleitnota van Maxeon) opgenomen verwijzingen naar/
snippetsvan producties EP26 (met name onder randnummer 20 van de schriftelijke pleitnota van Maxeon) en GP39 (met name randnummer 2.33 van de met de schriftelijke reactie op de schriftelijke pleitnota van Maxeon aangevulde schriftelijke pleitnota van Eironn).
2.De feiten
All Back Contact’ panelen, waaronder van het type met modelnummer A450-MAH54Mb, waarbij de contacten op de achterkant (de kant die niet naar de zon is gericht) van de zonnecel zijn geplaatst, in plaats van op de voor- en achterkant, zoals bij andere zonnepanelen.
‘All Back Contact’panelen (hierna: de Aiko-panelen).
Back-Contacted Solar Cells with Doped Polysilicon Regions Separated via Trench Structures and Fabrication Process Therefor’ is op 29 april 2009 aangevraagd onder inroeping van de prioriteit van de Amerikaanse octrooi-aanvrage US 60921 P (12 juni 2008, hierna: de eerste prioriteitsdatum) en de Amerikaanse octrooiaanvrage US 431684 (28 april 2009).
European Patent Bulletin, van kracht is geworden. Tegen de verlening van EP 788 is geen oppositie ingesteld. Het octrooi heeft gelding in onder meer Nederland, Frankrijk, Italië en Duitsland.
waarbij het siliciumsubstraat (103, 303) is voorzien van een voorzijde (105, 305) die geconfigureerd is om naar de zon gericht te zijn tijdens de normale werking, en van een achterzijde (106, 306) die tegenover de voorzijde is gelegen;
Landgericht Mannheim, een (bodem)inbreukprocedure tegen Aiko en haar (Duitse) distributeurs ingeleid op basis van het Duitse deel van EP 788. Aiko heeft op haar beurt een nietigheidsactie bij het
Bundespatentgerichtingesteld. In beide procedures zijn (nog) geen inhoudelijke beslissingen genomen.
3.Het geschil
recall- en opgave-verplichting, en vordert zij een op de voet van artikel 1019h Rv [3] te begroten proceskostenveroordeling.
4.De beoordeling
wafer(een dunne plak) van halfgeleidermateriaal die fungeert als substraat. Een halfgeleider is een materiaal dat elektrische stroom kan geleiden. Het werkelijke geleidingsvermogen van een halfgeleider hangt in de regel af van een aantal omstandigheden, waaronder met name dotering, temperatuur en foto-excitatie. Het halfgeleidermateriaal dat het meest wordt gebruikt voor zonnecellen is silicium (in het Engels "silicon") in de vorm van kristallijnsilicium (c-Si), dat hierna wordt aangeduid als siliciumsubstraat.
‘gat’ – over op de plaats (in de valentieband) waar het (negatief geladen) elektron zich eerst bevond. Er ontstaat derhalve een ‘elektron-gat-paar’ (d.w.z. een ladingsdragerpaar omvattende een gat en een elektron). De negatief geladen elektronen en de positief geladen gaten kunnen zich vervolgens door het kristalrooster verplaatsen.
N-contact juist de negatief geladen elektronen zal aantrekken. Door het P-contact en het
N-contact door een draad met elkaar te verbinden komt een ‘stroom’ van elektronen op gang die vanuit het N-contact richting (de gaten aan de zijde van) het P-contact bewegen. Als de elektronen via dat externe circuit het P-contact bereiken, "vullen” zij een (daar aanwezig) gat. Elektronenstroom is elektrische stroom, die kan worden gebruikt om bijvoorbeeld een elektromotor die in het externe circuit is opgenomen, van elektriciteit te voorzien.
impurities) aan het siliciumrooster. Waar siliciumatomen vier valentie-elektronen hebben, hebben onzuiverheden ofwel één
valentie-elektron meer dan siliciumatomen (bijvoorbeeld fosforatomen: vijf valentie-elektronen) ofwel één minder (bijvoorbeeld booratomen: drie valentie-elektronen).
doping’) genoemd. Als dit proces is uitgevoerd op het siliciumsubstraat, is het siliciumsubstraat gedoteerd (of in het Engels:
doped).
annealing, een warmtebehandelingsproces) bij verhoogde temperaturen, waardoor onzuiverheden in staat worden gesteld substitutionele posities in te nemen.
dopants) genoemd. Atomen met vijf valentie-elektronen (bijvoorbeeld fosfor) worden ook wel N-type doteringsmiddelen genoemd, en atomen met drie valentie-elektronen (bijvoorbeeld boor) worden ook wel P-type doteringsmiddelen genoemd. Als silicium wordt gedoteerd met een N-type doteringsmiddel, kan dit vervolgens worden aangeduid als N-type gedoteerd silicium. Hetzelfde geldt voor silicium dat wordt gedoteerd met een P-type doteringsmiddel; dat krijgt de aanduiding P-type gedoteerd silicium. Een siliciumsubstraat kan homogeen gedoteerd zijn. Er kan echter ook slechts een zone in het siliciumsubstraat gedoteerd zijn. Dit wordt dan een gedoteerde zone of een gedoteerd gebied genoemd.
surface recombination’) genoemd.
dangling bonds”) ontstaan (zoals ook te zien is in de afbeelding hierboven). Vanwege de aanwezigheid van die vrije
valentie-elektronen is er een hoge dichtheid van onzuiverheden (“
surface states”) aan het oppervlak van het substraat. Hierdoor is de recombinatiesnelheid hoger aan de oppervlakte van een substraat. De oppervlakte is dan ook de belangrijkste bron van ongewenste recombinatie in een zonnecel.
film)
niet-geleidend (of ‘diëlektrisch’) materiaal bovenop de oppervlakte van het kristallijnsilicium aan te brengen of te laten ‘groeien’. Hierdoor wordt recombinatie aan het oppervlak tegengegaan. De standaardmethode voor het passiveren van siliciumoppervlakten is het aanbrengen van thermisch gegroeide siliciumdioxide (SiO2). Ook siliciumnitride kan worden gebruikt als passiveringslaag.
high-low junction’ vormen. Wanneer die
junctionaan de zijde van de zonnecel aanwezig is waar het zonlicht niet op valt dan wordt dat een
back surface field(BSF) genoemd.
high-low junctionontstaat door de gedoteerde zone hangt af van een aantal factoren, bijvoorbeeld of de doteringsconcentratie aan de oppervlakte hoog (
high) genoeg is ten opzichte van de doteringsconcentratie van het homogeen gedoteerde P- of N-type siliciumsubstraat (
low). Niet elke (triviale) doteringsconcentratie leidt tot een voldoende sterk elektrisch veld dat passivatie kan veroorzaken.
high-low junctionzorgt (als het elektrische veld sterk genoeg is) voor accumulatie (ophoping) van meerderheidsdragers (dat wil zeggen het ladingsdragertype dat in de meerderheid is; bij een N-type siliciumsubstraat zijn elektronen de meerderheidsdragers) aan de oppervlakte aan de achterzijde van het siliciumsubstraat, en maakt het moeilijk voor minderheidsdragers (dat wil zeggen het ladingsdragertype dat in de minderheid is; bij een N-type siliciumsubstraat zijn gaten de minderheidsdragers) die gegenereerd worden binnen het siliciumsubstraat om naar het oppervlak aan de achterzijde van het siliciumsubstraat te stromen. De concentratie van minderheidsdragers aan het oppervlak aan de achterzijde van het siliciumsubstraat wordt hierdoor verminderd, waardoor (de mogelijkheid tot) oppervlakterecombinatie afneemt.
characterized by) die Maxeon, zoals hierboven overgenomen, aanduidt als kenmerk 1.4.1 en 1.4.2, heeft vernummerd tot 1.5 en 1.5.1, omdat die kenmerken volgens haar geen sub-kenmerken van kenmerk 1.4 zijn. Wat daar verder ook van zij, de voorzieningenrechter ziet bij gebreke van een nadere toelichting, in de door partijen gehanteerde (afwijkende) nummering van de laatste twee kenmerken geen voor de in dit geval te maken beoordeling relevant verschil.
Examinervan het EOB, waarna het octrooi vervolgens is toegeschreven op het kenmerk van een
‘diffused passivation region’onder de groef, aldus nog steeds AIKO c.s., en, na aanpassing van de conclusies aan nog enkele duidelijkheidsbezwaren van de
Examiner, vervolgens is verleend. Deze gang van zaken is door Maxeon niet weersproken. Hoe dit ook zij, als er met Maxeon al van uit zou worden gegaan dat het octrooi geldig is, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat in deze procedure niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de Aiko-panelen onder de beschermingsomvang van EP 788 vallen, zodat de vorderingen van Maxeon om die reden al niet voor toewijzing in aanmerking komen. Dat wordt als volgt toegelicht.
eerste stapvan die benadering wordt wel aangeduid als de beoordeling van ‘letterlijke inbreuk’. In die stap wordt aan de hand van een uitleg van de octrooiconclusie bepaald of het product of de werkwijze van een derde voldoet aan alle kenmerken van die octrooiconclusie. Met die uitleg wordt niet gedoeld op het in artikel 1 van het Protocol bedoelde uiterste waarbij de beschermingsomvang van het Europees octrooi strikt wordt bepaald door de letterlijke tekst van de conclusie, maar op een uitleg van de octrooiconclusies in het licht van onder meer de beschrijving en tekeningen vanuit het perspectief van de gemiddelde vakpersoon met zijn kennis van de stand van de techniek (artikel 69 lid 1 EOV en het midden van artikel 1 van het Protocol). Bij die uitleg kunnen diverse gezichtspunten een rol spelen.
tweede stapbepaald of het element dat afwijkt van een in de conclusie opgenomen kenmerk equivalent is aan dat kenmerk en of het passend is om het product of de werkwijze om die reden toch onder de beschermingsomvang van het octrooi te laten vallen. Bij de tweede stap gaat het om de vraag of in de perceptie van de gemiddelde vakpersoon de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving en de tekeningen, ruimte laten voor equivalenten, gelet op enerzijds een billijke bescherming van de octrooihouder en anderzijds een redelijke mate van rechtszekerheid voor derden. [8]
Time-of-Flight-Secondary Ion Mass Spectroscopy) getoond. Volgens Maxeon wordt daarmee geïllustreerd dat fosfor (dat wil zeggen N-type doteringsmiddel) aanwezig is in het siliciumsubstraat onder de groef. De structuur van de dotering onder de groef toont aan dat de fosforconcentratie het hoogst is aan het oppervlak van het substraat en afneemt met toenemende diepte vanaf het substraatoppervlak. Die (afnemende) fosforconcentratie duidt op de aanwezigheid van een gediffundeerde passivatiezone, aldus Maxeon. Dat betekent volgens haar tevens dat de Aiko-panelen direct verkregen producten zijn van de werkwijze van conclusie 9.
thermal drive-in stepN-type doteringsmiddelen kunnen worden gediffundeerd in het substraat onder de groef, waardoor een passivatiezone wordt gevormd. Daarbij wordt beschreven dat de passivatiezone in een uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door fosfor chlorideoxide te introduceren in de diffusieoven tijdens de
thermal drive-in step. Dit is geïllustreerd in Fig. 7B-8B van het octrooi, hiervoor onder 2.10 weergegeven, waarbij het gediffundeerde gebied is aangegeven met verwijzingsnummer 315. Volgens AIKO c.s. begrijpt de gemiddelde vakpersoon daaruit – en gelet op zijn algemene vakkennis – dat het begrip ‘
diffused’ (gediffundeerd) in kenmerk 1.4.1 inhoudt dat doteringsmiddelen (zoals bijvoorbeeld N-type doteringsmiddelen) worden geïntroduceerd in het substraat onder de groef, door middel van diffusie. Het begrip ‘
passivation’ (passivatie) is voor de gemiddelde vakpersoon bekend op basis van zijn algemene vakkennis als een techniek die wordt gebruikt voor het voorkomen van oppervlakterecombinatie. Door oppervlakterecombinatie te voorkomen kan de efficiëntie van een zonnecel worden verhoogd (zie hiervoor onder 4.19 e.v.). De gemiddelde vakpersoon zou dus begrijpen dat het begrip ‘
passivation’ ziet op de technische functie van kenmerk 1.4.1, namelijk het voorkomen van oppervlakterecombinatie. Nu uit het octrooi blijkt dat de
passivation regionwordt gevormd met het doel “
to isolate trench material from the bulk of the substrate” (par. [0036]) en dat deze zone wordt gevormd door het diffunderen van (N-type) doteringsmiddelen in het substraat onder de groef (par. [0030]), begrijpt de gemiddelde vakpersoon op basis van zijn algemene vakkennis dat kenmerk 1.4.1 doelt op oppervlaktepassivering door het vormen van een intern elektrisch veld in het substraat waarmee de concentratie van één type ladingsdrager aan de oppervlakte (onder de groef) wordt verminderd, zoals hiervoor omschreven onder 4.21 onder (ii), meer specifiek door het aanbrengen van doteringsmiddelen (in een laag) in het substraat (onder de groef) door middel van diffusie, zoals hiervoor bedoeld onder 4.23 onder a (en nader omschreven onder 4.24, 4.25 en 4.26). Kortom, de gemiddelde vakpersoon zou op basis van zijn algemene vakkennis weten dat kenmerk 1.4.1 moet worden uitgelegd als het vormen van een
high-low junctiondie ontstaat door doteren met een N-type doteringsmiddel van een zone dichtbij de oppervlakte in een N-type siliciumsubstraat waarbij de doteringsconcentratie zo is dat er een intern elektrische veld (de
high-low junction) ontstaat dat de concentratie minderheidsdragers, in dat geval gaten, aan de oppervlakte vermindert en aldus oppervlakterecombinatie voorkomt, aldus AIKO c.s.
SIMS-rapport laten opstellen [12] waarin een SIMS-meting vanaf de voorkant van het paneel (zonkant / andere zijde dan de zijde waar de groef aanwezig is) van het substraat is uitgevoerd (en waardoor het probleem dat door de groef en de N- en P-gedoteerde gebieden, de contacten heen moet worden gegaan, met risico’s van contaminatie etc., niet ontstaat), en waaruit van een verhoogde concentratie fosfor, niet blijkt.
Spreading Resistance Profiling’) (zijn) is weergegeven. [13] Een SRP-meting, waarmee de geleidbaarheid wordt gemeten, is immers wel geschikt om dotering vast te stellen, maar uit dit rapport, aldus nog steeds AIKO c.s., volgt dat van (aanvullende) dotering met een N-typedoteringsmiddel in het substraat onder de groef in de Aiko-panelen geen sprake is; de daar gemeten geleiding is niet anders dan in het substraat.
micro-hall-meting als productie EP26 heeft willen overleggen, daarmee toen pas reagerend op de stelling van AIKO c.s. dat in haar panelen geen sprake is van een dotering met fosfor in het substraat onder de groef, terwijl het SRP-testrapport van SGS Fresenius Institut bij de op voorhand genomen conclusie van antwoord eind februari 2024 is overgelegd.
gezegd – niet veel verder dan twijfel zaaien over de betrouwbaarheid van de rapporten van AIKO c.s. Veelzeggend in dat verband is dat Maxeon er niet voor heeft gekozen een eigen SRP-rapport over te leggen (ter weerlegging van de uitkomsten zoals opgenomen in het door AIKO c.s. overgelegde SRP-rapport van SGS Fresenius Institut). Bovendien zijn de door Maxeon overgelegde deskundigenverklaringen in reactie op de door (de deskundigen van) AIKO c.s. geuite kritiek op het Exponent-rapport, in het bijzonder de daarin beschreven SIMS-meting, niet concludent:
It is my view that the presented measurement methodology of the SGS Report cannot rule out the presence of a phosphorus profile in the trench”;
SIMS is a primary compositional analysis technique, thus it does not have the ability to estimate quantitatively the activated carrier, i.e. the fraction of dopants atoms that are incorporated into the Si lattice and do contribute to modify its conductive properties(…)
I see no convincing reason why these dopants would not be activated in a crystalline silicon solar cell”.