ECLI:NL:RBDHA:2024:7447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.19107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Poolse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 1 mei 2024 was genomen, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 8 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handtekening onder de maatregel niet gevalideerd kon worden, maar dat de staatssecretaris tijdig aan een verzoek van de rechtbank had voldaan om een digitaal afschrift van de maatregel te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, ondanks het verzuim om een afschrift aan de eiser te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel, waaronder het risico op onttrekking aan toezicht, voldoende waren onderbouwd en dat er geen onregelmatigheden waren vastgesteld die de maatregel onrechtmatig zouden maken. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19107

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.I. Polac. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Poolse nationaliteit en is geboren op [Geboortedatum].
Valideren van de handtekening
2. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan het verzoek van de rechtbank van 6 mei 2024, zodat de handtekening van de maatregel van bewaring niet gevalideerd kan worden. Nu dit het geval is, is de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
3. Deze beroepsgrond slaagt niet. Omdat gebleken is dat de handtekening onder de maatregel die verweerder in het digitale systeem van de rechtspraak heeft geplaatst niet kan worden gevalideerd, heeft de rechtbank verweerder op 6 mei 2024 verzocht om vóór dinsdag 7 mei 2024, 12:00 uur, een digitaal afschrift van de maatregel per e-mail toe te zenden. Verweerder heeft op 6 mei 2024 om 16.04 uur aan dat verzoek gehoor gegeven. Weliswaar had de rechtbank verweerder verzocht om tevens een afschrift aan eiser te verstrekken, hetgeen verweerder heeft verzuimd, echter laat dit onverlet dat verweerder tijdig (deels) aan het verzoek van de rechtbank heeft voldaan én dat de rechtbank de handtekening heeft kunnen valideren. De rechtbank heeft zodoende de ondertekenaar geïdentificeerd, vastgesteld dat handtekening voldoet aan de in artikel 2:16 van de Awb [1] gestelde vereisten en dat het document sinds de ondertekening ongewijzigd is gebleven.. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel om die reden onrechtmatig is.
De maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De zware gronden zijn reeds voldoende om aan te nemen dat een risico op onttrekking bestaat. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen
Ambtshalve toets
6. De rechtbank overweegt verder dat zij ook ambtshalve oordelend, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.