ECLI:NL:RBDHA:2024:7455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL23.24650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en verblijf als familie- en gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 15 december 2022 is ingediend en dat de beslistermijn van 90 dagen door verweerder is verlengd met drie maanden. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 23 juni 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de gemachtigde van eiser verweerder op 2 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 26 augustus 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en kennelijk gegrond.

De rechtbank heeft ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat eiser betalingsonmacht heeft aangetoond. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twintig weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.

De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert en openbaar gemaakt op 13 mei 2024. Eiser kan binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak verzet aantekenen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24650

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummers: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de voor hem ingediende aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis en in het kader van ‘verblijf als familie- en gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM’ in de procedure toegang en verblijf.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

4. Er is verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep van eisers wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
5. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
6. Referent heeft de aanvragen om verlening van een mvv ingediend op 15 december 2022. Verweerder heeft de ontvangst van de aanvragen bevestigd op 23 december 2022. Verweerder heeft de beslistermijn van 90 dagen met drie maanden verlengd op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder had daarom uiterlijk op 23 juni 2023 een besluit moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Gemachtigde van eiser heeft verweerder op 2 augustus 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 26 augustus 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep in zoverre ontvankelijk is. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn. De rechtbank is zich ervan bewust dat deze uitspraak in de eerste plaats betrekking heeft op de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op een asielaanvraag. Omdat ook in reguliere zaken de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en deze niet zonder meer mag worden opgeofferd aan de voorgeschreven snelheid, is er echter geen aanleiding om in zaken die betrekking hebben op een reguliere mvv-aanvraag anders te oordelen.
8. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3590. Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
9. Verweerder heeft in zijn verweerschrift de rechtbank verzocht om een nadere beslistermijn van twintig weken na de uitspraak. Verweerder heeft medegedeeld dat er nog een herstelverzuimmogelijkheid zal worden geboden om de aanvragen compleet te maken. De rechtbank acht dat niet onredelijk. Zij zal daarom bepalen dat verweerder binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
10. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiser verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
11. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zestien weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de door referent ingediende aanvragen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.