ECLI:NL:RBDHA:2024:7456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak hebben eisers op 8 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een verzoek om vrijstelling van het griffierecht was ingediend, welke voorlopig is toegewezen, omdat voldoende aannemelijk was gemaakt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling was voldaan.

De rechtbank heeft verder overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De eisers hebben op 16 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een mvv, maar de staatssecretaris heeft niet tijdig een besluit genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gesteld en dat er geen besluit is genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.

De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 aan de eisers, en zijn de proceskosten vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.778

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]

[Naam 2], eiseres,

V-nummer: [Nummer 2],
Tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. Eisers hebben op 8 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de door referent ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

4. Er is verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep van eisers wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
5. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
6. Op 16 juni 2023 heeft referent een aanvraag ingediend voor het verlenen van een mvv in het kader van nareis. Verweerder heeft op 30 juni 2023 een bevestiging van ontvangst gestuurd. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is de beslistermijn 90 dagen, deze beslistermijn kan verweerder verlengen met ten hoogste drie maanden. Verweerder heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, waardoor verweerder hierna uiterlijk op 14 december 2023 een besluit had moeten nemen. Referent heeft verweerder op 22 december 2023, dus na het verstrijken van deze termijn, rechtsgeldig in gebreke gesteld. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eisers beroep hebben ingesteld. Tot op heden is niet gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
7. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen twee weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eisers verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden. Tevens hebben eisers de rechtbank verzocht om de bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en verweerder te veroordelen in de door hun gemaakte proceskosten.
8. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Dit volgt uit artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Uit het verweerschrift blijkt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er zijn grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschiften in nareisprocedures. Daarnaast heeft verweerder in zijn verweerschrift van 24 januari 2024 aan de rechtbank meegedeeld dat vooralsnog geen nader onderzoek nodig is, verweerder stelt binnen vier weken te kunnen beslissen. De rechtbank acht deze beslistermijn niet onredelijk en bepaalt dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
9. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100 per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500.
10. Op verzoek van eisers stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van artikel 4:17 van de Awb is verschuldigd. Verweerder is de maximale dwangsom verschuldigd omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De rechtbank stelt daarom de verbeurde dwangsom vast op € 1.442.
11. Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro) verschuldigd is;
  • veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van €437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.