ECLI:NL:RBDHA:2024:7483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.19003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheidsbeoordeling voortduring van de bewaringsmaatregel in het vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan over de voortduring van de bewaringsmaatregel van eiser, die op 8 februari 2024 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft de kennisgeving van de voortduring van de maatregel als een volgberoep aangemerkt en heeft deze ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 14 mei 2024 heeft de rechtbank vragen gesteld over het nieuwe model M120, dat niet gedateerd was en waar geen journaalmeldingen aan konden worden toegevoegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het nieuwe model in beginsel voldoende informatie bevat om de rechtmatigheid van de voortduring te beoordelen, maar heeft ook benadrukt dat de bewijslast voor de rechtmatigheid op verweerder rust. De rechtbank heeft de periode van 1 mei 2024 tot en met 14 mei 2024 als de te toetsen periode aangemerkt en geconcludeerd dat er geen feiten zijn aangevoerd die aanleiding geven om te veronderstellen dat de voortduring van de maatregel onevenredig bezwarend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaringsmaatregel niet onrechtmatig is uitgevoerd en dat de Staatssecretaris voortvarend heeft gehandeld in het kader van de uitzetting van eiser naar Algerije. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19003

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.R.S. Ramhit),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils.)

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 22 februari 2024 het beroep tegen de oplegging van de maatregel ongegrond verklaard (NL24.4731, niet gepubliceerd). Deze uitspraak is door de Afdeling op 2 april 2024 bevestigd met een zogenoemde 91.2 Vw-motivering (ECLI:NL:RVS:2024:1323).
Eiser heeft op 24 april 2024 een volgberoep ingediend. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft dit volgberoep op 6 mei 2024 ongegrond verklaard en daarbij de periode van 21 februari 2024 tot en met 30 april 2024 als de te toetsen periode aangemerkt (NL24.17874, niet gepubliceerd).
Verweerder heeft de rechtbank op 29 april 2024 in kennis gesteld van de voortduring van de bewaring van eiser en een voortgangsrapportage overgelegd. Deze kennisgeving is door de rechtbank geregistreerd op 1 mei 2024 en omdat deze datum is gelegen na de te toetsen periode in de vorige (volgberoep-)procedure, heeft de rechtbank de kennisgeving als een nieuwe zaak geregistreerd.
De rechtbank heeft partijen op 3 mei 2024 middels plaatsing van een bericht in het dossier medegedeeld de kennisgeving ter zitting te zullen behandelen en dat de aanleiding hiervoor is dat de rechtbank vragen heeft over het nieuwe model M120.
De rechtbank heeft de kennisgeving op 14 mei 2024 ter zitting behandeld. Eiser is niet opgeroepen door de rechtbank maar is wel verschenen omdat eiser door DVO van het DTC Rotterdam naar de rechtbank is vervoerd. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren en vragen te stellen gedurende de tijd dat een tolk beschikbaar is geweest. De gemachtigden van beide partijen zijn verschenen. Tevens is verschenen dhr. A. van Wijnen, regievoerder bij de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Overwegingen

1. De rechtbank verricht in deze procedure een rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de bewaringsmaatregel en merkt de periode van 1 mei 2024 tot en met 14 mei 2024 aan als de te toetsen periode.
2. Verweerder heeft een ongedateerde M120 aan het dossier toegevoegd waarin onder meer het navolgende is weergegeven:
(…)
08-04-2024 A. van Wijnen Per 09-04-2024 wordt het nieuwe model M120 in gebruik genomen, welke grotendeels geautomatiseerd gevuld wordt met systeeminformatie. Vanaf 09-04-2024 kunnen er geen journaalmeldingen meer aan de M120 worden toegevoegd. Dit betreft derhalve de allerlaatste journaalmelding van deze M120.
(…)
3. De rechtbank heeft partijen op voorhand medegedeeld ter zitting de vraag aan de orde te stellen of het nieuwe model M120 voldoende informatie bevat om de rechtbank in staat te stellen de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaringsmaatregel te beoordelen.
4. De rechtbank heeft ter zitting toegelicht dat de aan het dossier toegevoegde M120 niet is gedateerd en de rechtbank niet kan beoordelen of in de te toetsen periode voldoende voortvarend wordt gewerkt aan het vertrek als niet duidelijk is tot wanneer mogelijke vertrekhandelingen zijn weergegeven in de rapportage. Het rechtmatigheidsonderzoek door de rechter bestrijkt bovendien de periode totdat het onderzoek door de rechter wordt gesloten.
De rechtbank heeft hierbij uitdrukkelijk uitgesproken dat de bewijslast voor het rechtmatige karakter van de voortduring van de maatregel op verweerder rust. In volgberoep-procedures wordt door verweerder doorgaans enkel een M120 toegevoegd en de verslagen van mogelijk gehouden vertrekgesprekken. De rechtbank heeft toegelicht dat uit de verslagen van de vertrekgesprekken indicaties kunnen blijken om nader te beoordelen of inmiddels met een lichter middel kan en dus moet worden volstaan. In het vertrekgesprek-verslag wordt doorgaans uitdrukkelijk gemotiveerd dat hiervan geen sprake is. De rechtbank acht echter een dergelijk verslag op zichzelf onvoldoende als basis voor een volwaardige rechtmatigheidsbeoordeling, onder meer omdat vertrekgesprekken doorgaans om de vier weken plaatsvinden. De rechtbank heeft dan ook steeds de informatie die in het “oude model M120” in het journaal is weergegeven betrokken bij het vooronderzoek en de beslissing of een volgberoep op zitting zal worden behandeld of dat de mogelijke vragen van de rechtbank schriftelijk aan verweerder kunnen worden voorgelegd omdat de M120 geregeld méér informatie bevat dan de vertrekgesprek-verslagen. De gemachtigde van de vreemdeling zal, naar de rechtbank aanneemt, contact onderhouden met zijn cliënt en zich op die wijze kunnen vergewissen van de relevante feiten en omstandigheden. De rechtbank kan de vreemdeling weliswaar in elke procedure horen, maar dat doet niet af aan de bewijslast die op verweerder rust. Bovendien wenst de rechtbank gedurende de periode waarin het vooronderzoek plaatsvindt reeds -tenminste- een aanvang te kunnen maken met de rechtmatigheidsbeoordeling en in dat kader acht de rechtbank het noodzakelijk dat in ieder geval informatie die relevant is voor de beoordeling of alsnog moet worden volstaan met een lichter middel, de handelingen die zijn verricht om het met de maatregel beoogde doel te verwezenlijken en het zicht op uitzetting wordt weergegeven in de M120. Omdat is vermeld dat in het nieuwe model “geen journaalmeldingen meer aan de M120 kunnen worden toegevoegd” en de voortgangsrapportage “geautomatiseerd gevuld wordt met systeeminformatie”, is bij de rechtbank de vraag opgekomen of het nieuwe model M120 voldoende informatie bevat. Indien de format van een nieuw model M120 onvoldoende ruimte zou bieden om in een bewaringstraject concrete feiten en omstandigheden te vermelden en de rechter daarom niet in staat zou zijn om op grond van die M120 en mogelijke vertrekgesprek-verslagen de rechtmatigheid van de voortdurende bewaringsmaatregel te beoordelen, zou verweerder in elke procedure aanstonds na ontvangst van de M120 schriftelijk moeten onderbouwen dat de tenuitvoerlegging van de maatregel (nog) steeds rechtmatig is (geweest), dan wel zal de rechtbank alle volgberoepen en kennisgevingen van de voortduring ter zitting moeten behandelen om een rechtmatigheidsbeoordeling te kunnen verrichten.
5. Verweerder heeft ter zitting, nadat de rechtbank heeft toegelicht waarom deze vraag aan de orde is gesteld, allereerst aangegeven dat het nieuwe model M120 aanvankelijk geen datum bevatte maar dat dit inmiddels is gecorrigeerd en ook deze nieuwe voortgangsrapportages gedagtekend zullen zijn zodat duidelijk is welke periode de rapportage bestrijkt.
6. De rechtbank heeft vervolgens, mede op voorstel van verweerder, dhr. A. van Wijnen in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven. Dhr. Van Wijnen heeft bevestigd dat reeds was geconstateerd dat het nieuwe model M120 geen datum van opmaak en uitdraai bevatte en dat dit reeds is gecorrigeerd. Tevens heeft dhr. Van Wijnen verklaard dat het automatiseren onjuiste weergaven bij het vermelden van data voorkomt, maar dat het automatiseren niet betekent dat andere of mindere informatie wordt weergegeven in de voortgangsrapportage. Dhr. Van Wijnen heeft vervolgens aan de hand van de M120 zoals die in het dossier is toegevoegd toegelicht dat ook in dit nieuwe model M120 per deelonderwerp handmatig aanvullende informatie kan worden toegevoegd en dat hiermee is beoogd een duidelijker overzicht van het vertrekproces en de verschillende handelingen die worden verricht weer te geven. Dhr. Van Wijnen heeft desgevraagd bevestigd dat ook dit nieuwe model M120 een zogenoemd “levend document” is dat steeds wordt aangevuld en dat op elk moment een uitdraai kan worden verkregen en ook door de rechtbank op elk moment kan worden opgevraagd.
7. De rechtbank heeft na de door verweerder en door dhr. Van Wijnen verschafte toelichting aangegeven dat het nieuwe model M120 in beginsel voldoende informatie zal bevatten om het vooronderzoek te kunnen verrichten. In de onderhavige procedure heeft verweerder een M120 overgelegd die is opgemaakt voorafgaand aan de te toetsen periode. De rechtbank acht dit niet onbegrijpelijk gelet op de omstandigheid dat in deze concrete procedure de kennisgeving voortduring door verweerder is ingediend tegelijk met een M120 en daarbij wellicht over het hoofd is gezien dat reeds een volgberoep was ingediend dat ook door de rechtbank in behandeling was genomen. Verweerder heeft nadien ook een verslag van een vertrekgesprek overgelegd, welk gesprek is gehouden op 6 mei 2024. In dit verslag is vermeld dat eiser heeft verklaard dat het goed met hem gaat. Verder heeft eiser verklaard dat hij zijn vingerafdrukken heeft afgestaan en zijn echte naam en geboortedatum heeft medegedeeld en verder niet voornemens is om aan zijn vertrek te werken omdat dit het werk van de DT&V is. Eiser heeft ook in deze te toetsen periode herhaald niet terug te willen keren en ook geen contact op te zullen nemen met het IOM. In het verslag is vermeld dat aan eiser is uitgelegd dat hij geen verblijfsvergunning in Frankrijk heeft en zich daarom niet bij zijn hoogzwangere vriendin kan voegen en is opgemerkt dat er geen omstandigheden zijn aangevoerd naar aanleiding waarvan de bewaringsmaatregel niet langer zou kunnen voortduren. Uit de M120 die niet gedateerd is en op 30 april 2024 aan het dossier is toegevoegd valt af te leiden dat de DIA op 12 februari 2024 een lp-aanvraag heeft verzonden aan de Algerijnse autoriteiten. Dit lp-traject loopt nog. Zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt niet en er is mede daarom geen aanleiding om te veronderstellen dat dit in het geval van eiser anders is. De rechtbank wijst er hierbij op dat uit de eerdergenoemde uitspraak van 22 februari 2024 blijkt dat verweerder in het bezit is van een kopie van het rijbewijs van eiser, welke is meegestuurd met de lp-aanvraag. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat Algerije voortvarender lp-aanvragen in behandeling neemt en overgaat tot de afgifte van een dergelijk vervangend reisdocument als identiteitsdocumenten of kopieën hiervan van de betreffende vreemdeling bij de lp-aanvraag worden gevoegd.
De gemachtigde van eiser heeft geen nadere opmerkingen gemaakt over het nieuwe model M120 of over de rechtmatigheidsaspecten van de maatregel.
8. De rechtbank is op grond het dossier en de toelichting van verweerder ter zitting in staat de rechtmatigheid van de voortduring te beoordelen en overweegt dat verweerder in de te toetsen periode niet heeft hoeven te volstaan met de oplegging van een lichter middel. Ter zitting zijn ook door eiser geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven om verweerder op te dragen vanaf het rechtmatigheidsonderzoek over te gaan tot de oplegging van een lichter middel. De rechtbank heeft eiser ook uitgelegd zeer wel te begrijpen dat hij zich bij zijn vriendin wil voegen, temeer nu zij naar alle waarschijnlijk op korte termijn van hun kind gaat bevallen. Juist deze omstandigheid zal echter niet leiden tot vertrek als nu zou worden volstaan met een lichter middel. Uit de verklaringen van eiser valt duidelijk af te leiden dat hij zich onmiddellijk naar Frankrijk zal begeven als de maatregel wordt opgeheven en zich dus zal onttrekken aan het toezicht en zich niet beschikbaar zal houden voor vertrek als de lp door verweerder wordt ontvangen. Eiser beschikt niet over een verblijfsvergunning in Frankrijk zodat verweerder eiser niet kan opdragen om naar Frankrijk te gaan maar gehouden is om eiser uit te zetten naar zijn land van herkomst. De uitzetting zal niet worden gerealiseerd als nu een lichter middel wordt opgelegd en uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat de voortduring van de maatregel onevenredig bezwarend is (geweest). Verweerder heeft voldoende voortvarend gewerkt aan het vertrek doordat een vertrekgesprek is gehouden om te bezien of eiser inmiddels meer medewerking aan zijn vertrekproces wil verlenen. Tevens is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de teugkeer naar Algerije vanuit bewaring niet zal plaatsvinden binnen een redelijke termijn.
9. De rechtbank stelt derhalve vast dat de bewaringsmaatregel in de te toetsen periode niet onrechtmatig ten uitvoer is gelegd. Omdat de kennisgeving door verweerder van de voortduring van de maatregel wordt aangemerkt als een volgberoep zal de rechtbank “het beroep” ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 mei 2024
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.