ECLI:NL:RBDHA:2024:7499
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek proceskosten in samenhangende asielzaken met betrekking tot niet tijdig beslissen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 mei 2024, zijn drie samenhangende zaken behandeld met betrekking tot verzoekers die elk afzonderlijk beroep hadden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. De verzoekers, een grootvader, vader en zoon, hadden op 30 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvragen van 10 september 2022. Op 12 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvragen ingewilligd, waarna de verzoekers hun beroepen hebben ingetrokken en om een vergoeding van proceskosten hebben verzocht. De staatssecretaris bood een vergoeding aan, maar verzoekers waren het daar niet mee eens en vroegen de rechtbank om een hogere vergoeding.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om hogere proceskostenvergoeding, maar deze heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris aan de beroepen van verzoekers tegemoet is gekomen door alsnog te beslissen op de asielaanvragen, wat betekent dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding beoordeeld. De staatssecretaris stelde dat hij slechts één punt met een halve weging voor drie samenhangende zaken moest vergoeden, terwijl verzoekers claimden recht te hebben op een vergoeding voor elk van de drie zaken. De rechtbank oordeelde dat de zaken als samenhangend moesten worden beschouwd, omdat de verzoekers familieleden zijn en de ingediende gronden en procedures nagenoeg identiek waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.