ECLI:NL:RBDHA:2024:7499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.3228, NL24.3237 en NL24.3239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek proceskosten in samenhangende asielzaken met betrekking tot niet tijdig beslissen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 mei 2024, zijn drie samenhangende zaken behandeld met betrekking tot verzoekers die elk afzonderlijk beroep hadden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. De verzoekers, een grootvader, vader en zoon, hadden op 30 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvragen van 10 september 2022. Op 12 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvragen ingewilligd, waarna de verzoekers hun beroepen hebben ingetrokken en om een vergoeding van proceskosten hebben verzocht. De staatssecretaris bood een vergoeding aan, maar verzoekers waren het daar niet mee eens en vroegen de rechtbank om een hogere vergoeding.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om hogere proceskostenvergoeding, maar deze heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris aan de beroepen van verzoekers tegemoet is gekomen door alsnog te beslissen op de asielaanvragen, wat betekent dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding beoordeeld. De staatssecretaris stelde dat hij slechts één punt met een halve weging voor drie samenhangende zaken moest vergoeden, terwijl verzoekers claimden recht te hebben op een vergoeding voor elk van de drie zaken. De rechtbank oordeelde dat de zaken als samenhangend moesten worden beschouwd, omdat de verzoekers familieleden zijn en de ingediende gronden en procedures nagenoeg identiek waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3228, NL24.3237 en NL24.3239

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], [naam 2] en [naam 3], verzoekers,

V-nummers: [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Verzoekers hebben op 30 januari 2024 ieder afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 10 september 2022. Bij afzonderlijke besluiten van 12 februari 2024 heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers ingewilligd.
1.1.
Verzoekers hebben vervolgens hun beroepen ingetrokken en verzocht om een vergoeding van hun proceskosten. Bij brief van 4 maart 2024 heeft verweerder een vergoeding van de proceskosten aangeboden. Verzoekers kunnen zich daar niet in vinden en hebben de rechtbank om een hogere vergoeding verzocht.
1.2.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Dat heeft verweerder niet gedaan.
1.3.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan de beroepen van verzoekers tegemoet is gekomen. Verweerder heeft namelijk alsnog, gedurende de beroepen niet tijdig beslissen, op de asielaanvragen van verzoekers beslist. Partijen verschillen niet van mening dat dit betekent dat de proceskosten van verzoekers voor vergoeding in aanmerking komen. Partijen verschillen wel van mening over de hoogte van de proceskostenvergoeding. Verweerder meent dat hij één punt met een halve weging aan proceskosten voor drie samenhangende zaken dient te vergoeden (€ 437,50). Verzoekers hebben betoogd dat zij recht hebben op een vergoeding van € 437,50 in alle drie de zaken, omdat geen sprake is van samenhangende zaken.
4. De rechtbank stelt vast dat verzoekers familieleden zijn. Het gaat om een grootvader, vader en zoon. De rechtbank overweegt dat in de drie beroepszaken van verzoekers dezelfde gronden zijn ingediend door hun gemachtigde. Ook zijn de ingebrekestellingen en de beroepen niet tijdig namens verzoekers op dezelfde dag ingediend. De werkzaamheden van de gemachtigde in elk van de beroepszaken waren daarmee nagenoeg identiek, of konden nagenoeg identiek zijn. De asielaanvragen zijn ook gelijktijdig door verweerder behandeld. De beroepen en de verzoeken om een proceskostenvergoeding zijn ook gelijktijdig door de rechtbank behandeld. Dat het volgens verzoekers om aparte procedures en vluchtrelazen gaat en dat zij in Syrië op aparte adressen woonden, maakt dit niet anders. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat het gaat om samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Bpb, waardoor de zaken als één zaak worden beschouwd.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoekers hebben gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb in de drie samenhangende zaken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien de beroepen alleen zagen op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.