ECLI:NL:RBDHA:2024:7506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot plaatsing in Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en vrijheidsbeperkende maatregel van een asielzoeker met psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker, eiser, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, was op 20 maart 2024 geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen na een incident waarbij hij een brand had gesticht in zijn kamer. Dit leidde tot een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris, die eiser verplichtte zich binnen bepaalde gebieden op te houden. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de maatregelen in strijd waren met het beleid van het COa, gezien zijn acute psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft de beroepen op 10 mei 2024 behandeld en vastgesteld dat het COa op goede gronden heeft besloten tot de plaatsing in de HTL. De rechtbank oordeelde dat er geen contra-indicaties waren voor de plaatsing en dat de veiligheid van andere bewoners en personeel gewaarborgd moest worden. Eiser's argument dat zijn gedragingen niet aan hem konden worden toegerekend vanwege zijn psychische gesteldheid werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, zowel tegen het plaatsingsbesluit als tegen de vrijheidsbeperkende maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.16680 en AWB 24/6873

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedag] ,
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers)
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2024 (hierna: het plaatsingsbesluit) heeft het COa op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) besloten om eiser per die datum te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 22 maart 2024 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft op 16 april 2024 tegen het plaatsingsbesluit (AWB 24/6873) en de vrijheidsbeperkende maatregel (NL24.16680) beroep ingesteld. Eiser heeft gronden ingediend.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 10 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Het COa en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Het COa heeft bij het plaatsingsbesluit besloten om eiser met ingang van 20 maart 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich op 19 maart 2024 op de locatie Assen (POL) schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Op die datum ontving de receptie omstreeks 20.53 uur een brandmelding vanuit eisers kamer, L.209, via de brandmeldcentrale. Onmiddellijk na de melding rende een medebewoner naar de receptie om te melden dat eiser een prullenbak in brand had gestoken. Toen de BHV-teams werden opgeroepen, kwamen zij snel ter plaatse en constateerden zij een sterke brandgeur en rookontwikkeling afkomstig van eisers kamer. Bij het betreden van eisers kamer troffen zij eiser aan, verscholen achterin de kamer met een zwarte jas en capuchon. Eiser was bijna niet zichtbaar door de dikke rook die in die kamer hing. Ondanks herhaalde instructies van het personeel om zijn kamer te verlaten, weigerde eiser in eerste instantie te gehoorzamen. Toen eiser eenmaal instemde mee te lopen naar de spreekkamer verklaard hij herhaaldelijk: “I told you people” en “I told you I would do something”. Uiteindelijk heeft feitenonderzoek, waaronder het bekijken van camerabeelden, bevestigd dat eiser daadwerkelijk een brandende prullenbak vanuit zijn kamer richting de gang heeft geschoven. Deze handeling veroorzaakte niet alleen direct gevaar door de vlammen en rookontwikkeling, maar leidde ook tot paniek onder de bewoners en dwong het personeel tot onmiddellijke evacuatie en coördinatie met hulpdiensten. Het COa heeft aangifte tegen eiser gedaan wegens brandstichting en daarnaast heeft één van de COa-medewerkers last van zijn longen gekregen, aangezien de gang ontruimd moest worden en hier een zeer sterke rookontwikkeling aanwezig was.
1.1.
Sinds zijn aankomst op deze COa-locatie op 7 november 2023 is eiser een aantal keer negatief in beeld geweest. Eiser heeft zich meermaals agressief en bedreigend geuit en gedreigd met zelfmoord. De in een aantal gevallen genomen maatregelen hebben echter geen effect gehad op het door eiser vertoonde gedrag, volgens het COa.
2. De staatssecretaris heeft met de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw eiser verplicht om zich met ingang van 19 februari 2024 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij de vrijheidsbeperkende maatregel bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht.
Standpunten van partijen
3. Eiser heeft allereerst aangevoerd het besluit tot het opleggen van de HTL-maatregel in genomen in strijd met het maatregelenbeleid van het COa. Hierin is immers aangegeven dat het uitgangspunt is dat bewoners met acute psychiatrische problematiek, hetgeen ter beoordeling van de GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) is, niet in de HTL geplaatst worden. Uit het overgelegde door GZA verstrekte medische dossier blijkt dat er in casu sprake is van acute psychiatrische problematiek. Zo blijkt uit dit dossier dat eiser op 19 maart 2024 Olanzapine voorgeschreven heeft gekregen, een medicijn dat wordt verstrekt bij psychoses en ter behandeling van bipolaire stoornis/schizofrenie. Uit de melding blijkt dat eiser deze medicatie niet zelf trouw kan innemen en op de wachtlijst van de intensief begeleidende opvang (IBO) staat. Dit op aanwijzing van de huisarts. Verder blijkt uit het dossier onder andere dat het COa zich op 16 maart 2024 ernstige zorgen maakte over escalatie omdat eiser niet goed geholpen werd, ook niet door de crisisdienst, en blijkt uit het bericht van 18 maart 2024 dat de crisisdienst niet wilde komen. Het niet tijdig plaatsen van eiser in de IBO heeft geleid tot een verergering van zijn psychotische klachten met daarbij behorend afwijkend en ongewenst gedrag. Dit kan eiser niet verweten worden en niet aan hem worden toegerekend. Los daarvan is het opleggen van de HTL-maatregel en de maatregel van vrijheidsbeperking, die volledig op de HTL-maatregel steunt, voor eiser niet passend en is zijn plaatsing in de IBO een betere maatregel. Eiser heeft op 2 april 2024 aan zijn gemachtigde aangegeven ook open te staan voor plaatsing in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht (CTP Veldzicht) te Balkburg. Hij gaf zelf aan dat de behandeling en begeleiding in de HTL Hoogeveen onvoldoende is. De verklaring van eiser ligt in lijn met de door de huisarts geïndiceerde plaatsing in de IBO. Eiser deelde tevens mee de brand in de prullenbak niet te hebben gesticht.
3.1.
Ter zitting heeft eiser, desgevraagd, verklaard dat hij een periode van twee jaar in Duitsland heeft verbleven. Daar is hij een periode opgenomen geweest in een psychiatrische kliniek. Sinds oktober 2023 is hij weer terug in Nederland.
4. Het COa stelt dat het plaatsingsbesluit terecht is opgelegd omdat er sprake was van onaanvaardbaar gedrag met zeer grote impact als gevolg. Plaatsing in de HTL is op grond hiervan passend. Daarbij heeft er een juiste en zorgvuldige individuele afweging plaatsgevonden. De veiligheid op de reguliere opvanglocatie kon met de aanwezigheid van eiser niet worden gewaarborgd.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
Het incident
5. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De rechtbank ziet in wat eiser in zijn gronden naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke verslaglegging van het incident. Zoals ook uiteengezet in rechtsoverweging 1 volgt uit de verslaglegging van het COa dat eiser zich op 19 maart 2024 op de locatie Assen (POL) brand heeft gesticht en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Het COa heeft op goede gronden overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel is bedoeld om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie. Eisers betoog dat deze gedragingen hem gezien zijn psychische gesteldheid niet kunnen worden aangerekend, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Niet is gebleken dat ten tijde van het incident, op 19 maart 2024, sprake was van een psychotische situatie waarin eiser zijn wil niet meer kon bepalen. Voor het personeel was hij nog steeds aanspreekbaar en reageerde adequaat. Dat hij met ingang van dezelfde datum antipsychotica medicatie kreeg, wil niet zeggen dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feitelijke gedragingen van eiser wel voor zijn rekening komen en hem mogen worden aangerekend.
Contra-indicatie
5.1.
Uit paragraaf 4.3.8 van het Maatregelenbeleid van het COa 2022 volgt dat er een aantal contra-indicaties bestaan die aan een plaatsing in de HTL in de weg kunnen staan. Het uitgangspunt is dat bewoners met acute psychiatrische problematiek niet in de HTL worden geplaatst. Het COa vraagt daarom voorafgaande aan de oplegging van de HTL-maatregel en de vrijheidsbeperkende maatregel de GZA om advies. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak er geen sprake was van contra-indicaties die aan plaatsing in de weg stonden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de GZA Hoogeveen op 20 maart 2024 akkoord is gegaan met de plaatsing van eiser in de HTL nadat uit overleg tussen de GZA Hoogeveen en de GZA Assen was gebleken dat er geen medische belemmeringen waren die aan plaatsing in de HTL in de weg stonden. Tevens betrekt zij bij dit oordeel dat er in de periode waarin het incident zich afspeelde geen plaats was voor eiser op een IBO-locatie terwijl er ook een wachtlijst bestond voor Veldzicht. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het toetsingskader dat thans voorligt de vraag is of de plaatsing in de HTL rechtmatig is. Ook merkt de rechtbank op dat door het gedrag van eiser ook de veiligheid op de IBO-locatie niet zou kunnen worden gewaarborgd. Ter zitting wist de gemachtigde van eiser aan te geven dat het thans beter met eiser gaat. Eiser bleek ter zitting ook in staat adequaat uit te leggen hoe het met hem gaat, met medicatie lijkt zijn gedrag hanteerbaar en niet psychotisch. De gemachtigde van de staatssecretaris liet weten dat het COa de vinger aan de pols houdt en eiser vanuit de HTL begeleid zou kunnen worden bij een aansluitende overplaatsing naar een IBO-locatie.
5.2.
De rechtbank is tevens van oordeel dat er geen sprake is van vrijheidsontneming, maar van vrijheidsbeperking. De rechtbank verwijst voor het toetsingskader naar de uitspraken die zijn gedaan door deze rechtbank en deze zittingsplaats van 10 juli 2020 [1] , 3 februari 2023 [2] en 2 februari 2024. [3] De rechtbank ziet in eisers betoog geen aanleiding om anders te oordelen over de vraag of er bij een HTL-plaatsing sprake is van vrijheidsontneming. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de mogelijkheid dat iemand langer dan 13 weken in de HTL kan verblijven niet dat er in het geval van eiser sprake is van een onrechtmatige vrijheidsontneming. De rechtbank overweegt dat er in het geval van eiser niet is gebleken dat aan eiser een ROV-maatregel is opgelegd. De rechtbank overweegt voorts dat indien eiser in een ROV-kamer wordt geplaatst, hij tegen deze maatregel rechtsmiddelen kan aanwenden. Ook de stelling van eiser dat er sprake is van strijd met de artikelen 3 en 8 EVRM volgt de rechtbank niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eiser niet met individuele omstandigheden heeft onderbouwd dat er sprake is van schending van deze artikelen.
6. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
7. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.
8. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.