ECLI:NL:RBDHA:2024:7540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van Tozo-uitkeringen wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking en terugvordering van zijn Tozo-uitkeringen beoordeeld. Eiser, die als zelfstandige werkzaam is in de in- en verkoop van sieraden en de reparatie van elektronica, had van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een Tozo-uitkering ontvangen. Het college heeft op 10 september 2021 besloten om de Tozo1- tot en met Tozo5-uitkering van eiser in te trekken en een bedrag van € 17.019,36 terug te vorderen, omdat eiser niet onverwijld en volledig had ingelicht over zijn inkomsten uit zijn onderneming.
De rechtbank constateert dat eiser niet de noodzakelijke informatie heeft verstrekt die nodig is om zijn recht op de Tozo-uitkeringen vast te stellen. Ondanks dat eiser tijdens een gesprek met het college heeft verklaard dat hij inkomsten heeft gegenereerd, heeft hij niet voldaan aan de inlichtingenverplichting zoals vastgelegd in artikel 17 van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat de schending van deze verplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de uitkeringen.
Eiser heeft in beroep geen overtuigend bewijs geleverd dat hij recht had op de Tozo-uitkeringen, en de rechtbank concludeert dat het college terecht heeft gehandeld door de uitkeringen in te trekken en terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.