In deze zaak heeft eiser op 29 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 september 2022 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, maar dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen uiterlijk 21 maanden op de asielaanvraag moet beslissen, zoals voorgeschreven in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn. De termijn voor deze beslissing eindigt op 28 juni 2024. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk op deze datum een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat verweerder de genoemde termijn overschrijdt. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.