ECLI:NL:RBDHA:2024:7570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
NL24.1852 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag na Dublinprocedure

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzet van de opposant tegen de eerdere uitspraak van 5 maart 2024, waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van de opposant te vroeg is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn pas begint te lopen op het moment dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek, in dit geval op 11 juli 2023. De opposant heeft toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen op het verzet.

De opposant betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, en verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 maart 2024. Hij meent dat de overdrachtstermijn mag worden opgeteld bij de beslistermijn van de staatssecretaris. De rechtbank legt uit dat het verzet beperkt is tot de vraag of de rechtbank terecht zonder zitting uitspraak heeft gedaan. De opposant heeft in verzet geen nieuwe argumenten aangevoerd die twijfels doen rijzen over de eerdere uitspraak.

De rechtbank concludeert dat de opposant geen argumenten heeft gepresenteerd die de eerdere beslissing in twijfel trekken. De rechtbank bevestigt dat de beslistermijn van de staatssecretaris begint te lopen op de dag dat hij verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1852 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , opposant

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzet van opposant tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2024.
1.1.
Opposant heeft toestemming geven om zonder zitting uitspraak te doen op het verzet.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Opposant heeft eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft dat beroep op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard (de bestreden uitspraak). De rechtbank kwam in de bestreden uitspraak tot de conclusie dat opposant zijn ingebrekestelling te vroeg heeft gestuurd, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verlopen. Deze beslistermijn gaat pas lopen vanaf het moment dat Nederland (na een Dublinprocedure) verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek: 11 juli 2023. De ingebrekestelling van 3 januari 2024 is daarom prematuur.
Wat vindt opposant?
3. Opposant betoogt dat de rechtbank er ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij er ten onrechte vanuit gaat dat de beslistermijn pas is aangevangen op 11 juli 2023 – de dag waarop Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van zijn verzoek –. Opposant wijst op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:88 en meent dat daaruit volgt dat de overdrachtstermijn mag worden opgeteld bij de beslistermijn van de staatssecretaris.
Wat zijn de regels in verzet?
4. Verzet ziet op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van - in dit geval - het beroep van opposant. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in verzet beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan dient de rechter het verzet gegrond te verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Opposant heeft in verzet geen argumenten naar voren gebracht die maken dat getwijfeld moet worden aan de bestreden uitspraak. Opposant verwijst naar de uitspraak van de Afdeling – de rechtbank gaat ervan uit dat opposant ECLI:NL:RVS:2024:881 bedoelt –, maar dit leidt niet gegrondverklaring van het verzet. De rechtbank wijst op overweging 4.3 van die uitspraak, waarin kort gezegd staat dat de beslistermijn van de staatssecretaris begint te lopen op de dag dat hij verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Zoals de rechtbank in de bestreden uitspraak heeft geoordeeld, heeft opposant een ingebrekestelling ingediend bij de staatssecretaris terwijl de termijn om te beslissen op zijn aanvraag nog niet was verstreken.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.