ECLI:NL:RBDHA:2024:7571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
NL24.2990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Oekraïense burger

In deze zaak heeft eiseres, een Oekraïense burger, op 26 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 2 maart 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals vermeld in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de staatssecretaris op 8 januari 2024 schriftelijk in gebreke gesteld, waarna zij twee weken heeft gewacht met het indienen van haar beroep. De beslistermijn voor asielaanvragen bedraagt in beginsel zes maanden, maar kan in bepaalde gevallen, zoals bij tijdelijke bescherming, worden verlengd tot maximaal 21 maanden.

De rechtbank constateert dat de maximale termijn van 21 maanden voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres ruimschoots is overschreden. De staatssecretaris is verplicht om binnen deze termijn een besluit te nemen, en de rechtbank legt een termijn van acht weken op voor het nemen van dit besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De staatssecretaris wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2990

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft op 26 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag van 2 maart 2022.
De staatssecretaris heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om verweer te voeren.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. In artikel 6:2 van de Awb wordt voor de mogelijkheid van bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld.
2. Eiseres heeft de Oekraïense nationaliteit. Op 2 maart 2022 heeft zij een asielaanvraag ingediend. Op 8 januari 2024 heeft zij de staatssecretaris schriftelijk in gebreke gesteld.
3. De beslistermijn voor asielaanvragen bedraagt in beginsel zes maanden op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw [2] . Artikel 43, eerste lid, van de Vw bevat een uitzondering op die regel. Dit artikel bepaalt namelijk dat, wanneer er voor een bepaalde categorie vreemdelingen een besluitmoratorium is afgekondigd, de beslistermijn maximaal 21 maanden bedraagt. In artikel 43a, tweede lid, van de Vw is die maximale termijn van overeenkomstige toepassing verklaard op vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten. De maximale beslistermijn van 21 maanden volgt uit artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn [3] .
4. Eiseres geniet als burger van Oekraïne tijdelijke bescherming op grond van de (verlengde) Richtlijn tijdelijke bescherming [4] . Dat neemt niet weg dat de staatssecretaris binnen maximaal 21 maanden op de asielaanvraag van eiseres moet beslissen.
5. Vaststaat dat de maximale termijn van 21 maanden om te beslissen op de asielaanvraag van eiseres ruimschoots is verstreken en dat er nog niet op haar aanvraag is beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 8 januari 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft daarna nog ten minste twee weken gewacht met het instellen van beroep.
6. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit komt gelet op het voorgaande voor vernietiging in aanmerking.
7. Als de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
8. De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een bijzonder geval en ziet daarin aanleiding voor het opleggen van een langere termijn. Die termijn mag echter ook niet onnodig lang zijn. Omdat de uiterste termijn van 21 maanden is overschreden, draagt de rechtbank de staatssecretaris op om uiterlijk acht weken na verzending van deze uitspraak op de asielaanvraag van eiseres te beslissen.
9. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
10. De rechtbank ziet aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op om uiterlijk acht weken na de verzending van deze uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eiseres bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Vreemdelingenwet 2000
3.Richtlijn 2013/32/EU
4.Richtlijn 2011/55/EU