ECLI:NL:RBDHA:2024:7571
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Oekraïense burger
In deze zaak heeft eiseres, een Oekraïense burger, op 26 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 2 maart 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals vermeld in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de staatssecretaris op 8 januari 2024 schriftelijk in gebreke gesteld, waarna zij twee weken heeft gewacht met het indienen van haar beroep. De beslistermijn voor asielaanvragen bedraagt in beginsel zes maanden, maar kan in bepaalde gevallen, zoals bij tijdelijke bescherming, worden verlengd tot maximaal 21 maanden.
De rechtbank constateert dat de maximale termijn van 21 maanden voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres ruimschoots is overschreden. De staatssecretaris is verplicht om binnen deze termijn een besluit te nemen, en de rechtbank legt een termijn van acht weken op voor het nemen van dit besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De staatssecretaris wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.