In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareisasiel en voor het verblijfsdoel familie en gezin. Eiser heeft op 20 februari 2023 zijn aanvraag ingediend, welke door verweerder op 22 februari 2023 is ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 17 oktober 2023 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep terecht is ingediend, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat is toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 8 april 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen op de aanvraag van eiser.