In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 5 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 23 januari 2024. Eiseres heeft vervolgens op 8 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het nemen van een besluit op de aanvraag heeft overschreden. Eiseres heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een andere termijn te geven.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. Het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht is voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.