ECLI:NL:RBDHA:2024:7769
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 17 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 15 juni 2023 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 april 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 25 april 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker verlengd tot negen maanden, waardoor de ingebrekestelling van 18 december 2023 prematuur was.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er daarom geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 22 mei 2024.