ECLI:NL:RBDHA:2024:7777
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Fijnheer
- M.A.W.M. Engels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake opname in nationale procedure onder Dublinverordening
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om opgenomen te worden in de nationale procedure. De verzoeker had op 30 juni 2023 verzocht om zijn opname in de nationale procedure, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in de Dublinverordening, nog liep en de staatssecretaris van mening was dat hij deze termijn mocht afwachten.
Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker pro forma bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, met als doel om alsnog in de nationale procedure te worden opgenomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake was van “onverwijlde spoed” die een voorlopige voorziening vereiste. Inmiddels was de verzoeker echter al in de nationale procedure opgenomen, omdat de overdrachtstermijn als bedoeld in de Dublinverordening was verstreken. Dit is telefonisch bevestigd door de gemachtigde van de verzoeker. Gezien het ontbreken van spoedeisend belang heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op 1 maart 2024 door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels.