Op 8 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, betreffende een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Dit besluit volgde op ernstige zorgen over de zorg en veiligheid van de minderjarige, die recentelijk in verwarde toestand bij de moeder was aangetroffen. De moeder, die op dat moment bij Parnassia verbleef, was niet in staat om de zorg voor de minderjarige te dragen. De kinderrechter oordeelde dat de plaatsing bij de oma vaderszijde noodzakelijk was om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De Raad had verzocht om een ondertoezichtstelling voor drie maanden, wat door de kinderrechter werd toegewezen. De moeder stemde in met de tijdelijke plaatsing, maar haar advocaat vroeg om een kortere termijn van twee maanden. De kinderrechter oordeelde echter dat de Raad voldoende tijd nodig had voor onderzoek naar de situatie van de moeder en de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter benadrukte het recht van de moeder om aanwezig te zijn bij procedures betreffende haar kind.