In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld dat is ingediend door verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 26 maart 2024 besloten om de aanvraag van verzoeker niet in behandeling te nemen, met als argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 april 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL24.13276), heeft de rechtbank reeds uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 24 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.