ECLI:NL:RBDHA:2024:8057
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 16 februari 2024 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat het bestreden besluit was ingetrokken. Hierdoor trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld dat, wanneer een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is vastgesteld dat de staatssecretaris met het intrekken van het besluit tegemoet is gekomen aan verzoeker, aangezien hij nu een langer verblijfsrecht heeft. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris dan ook veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, welke zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.S. Hamans, en de uitspraak is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.