ECLI:NL:RBDHA:2024:8057

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL23.26266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 16 februari 2024 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat het bestreden besluit was ingetrokken. Hierdoor trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld dat, wanneer een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is vastgesteld dat de staatssecretaris met het intrekken van het besluit tegemoet is gekomen aan verzoeker, aangezien hij nu een langer verblijfsrecht heeft. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris dan ook veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, welke zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.S. Hamans, en de uitspraak is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26266

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 21 augustus 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Verzoeker heeft beroep (NL23.26265) ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 16 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken.
Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig verzocht om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Verweerder heeft hiermee ingestemd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
2. In een voorlopigevoorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat met het alsnog bepalen dat verzoeker een langer verblijfsrecht heeft, tegemoet is gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarmee heeft verweerder de rechtsgevolgen van het bestreden besluit feitelijk opgeschort en heeft verzoeker gekregen wat hij wilde bereiken.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ter hoogte van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.