Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam] , eiser
geboren op [datum 2] , van Sierra Leoonse nationaliteit, V-nummer: [nummer 2]
[naam 4],
[naam 5],
[naam 6],
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee eisers, een Guineese man en een Sierra Leoonse vrouw, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hun aanvragen niet in behandeling genomen, omdat België volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoeken. De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Het verzoek van de eisers om via videoverbinding deel te nemen aan de zitting werd afgewezen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat België zijn internationale verplichtingen nakomt. De rechtbank oordeelt dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat hun situatie in België onacceptabel zou zijn. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft aangegeven dat er opvang beschikbaar is voor kwetsbare groepen, waaronder gezinnen. De eisers hebben geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van de staatssecretaris zouden kunnen weerleggen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvragen van de eisers niet in behandeling hoeft te nemen en dat zij kunnen worden overgedragen aan België. De rechtbank wijst ook de verzoeken om proceskostenvergoeding af.