ECLI:NL:RBDHA:2024:8078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10901863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst op afstand wegens schending van informatieplichten en onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft Innova Energie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die een overeenkomst had met de failliete onderneming EnergieFlex. De overeenkomst betrof de levering van gas en elektriciteit en is beëindigd op 11 juli 2017. Innova vordert betaling van een openstaand bedrag van € 1.569,06, dat voortvloeit uit een eindnota van EnergieFlex. De gedaagde heeft echter betwist dat de vordering terecht is, en stelt dat de diensten nooit zijn verleend en dat de vordering inmiddels is verjaard.

De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of EnergieFlex heeft voldaan aan de informatieplichten die voortvloeien uit de wet, specifiek artikel 6:230v BW. Het blijkt dat EnergieFlex niet aan deze verplichtingen heeft voldaan, wat leidt tot de vernietiging van de overeenkomst. De rechter oordeelt dat de overeenkomst vanaf het moment van sluiten nietig is, waardoor de vordering tot nakoming niet kan worden toegewezen.

Desondanks heeft de rechter geoordeeld dat de gedaagde wel een vergoeding moet betalen voor de reeds geleverde prestaties, maar deze wordt vastgesteld op 50% van het gevorderde bedrag. De rechter heeft ook geoordeeld dat de vordering niet is verjaard, omdat deze is ontstaan op de datum van vernietiging van de overeenkomst. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 683,17, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
NHS/b/c
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknummer: 10901863 \ RL EXPL 24-2069
Vonnis van 25 april 2024
in de zaak van
INNOVA ENERGIE B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: Innova,
gemachtigde: B.E.J. Caminada,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 januari 2024;
- de conclusie van antwoord, ter griffie ingekomen op 20 februari 2024;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 12 maart 2024;

2.De feiten

2.1.
Tussen FlexEnergie B.V., handelend onder de naam EnergieFlex (hierna: EnergieFlex) en [gedaagde] heeft een overeenkomst bestaan ten behoeve van de levering van gas en elektriciteit en het transport daarvan. Deze overeenkomst is per 11 juli 2017 beëindigd.
2.2.
Op 21 augustus 2017 is door EnergieFlex een eindnota aan [gedaagde] gestuurd. Deze eindnota vermeld een door [gedaagde] te betalen bedrag van € 1.288,12.
2.3.
Op 12 september 2017 is door EnergieFlex aan [gedaagde] een herinnering tot betaling van een bedrag van € 1.288,12 gestuurd.
2.4.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 100,- betaald aan het incassobureau.
2.5.
Op 22 oktober 2018 is EnergieFlex failliet verklaard. De vordering van EnergieFlex op [gedaagde] is na het faillissement overgedragen aan Innova. Bij brief van 21 mei 2019 heeft de curator dit aan [gedaagde] bekendgemaakt.
2.6.
Op 1 februari 2021 is door Innova een aanmaning aan [gedaagde] gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
Innova vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Innova te betalen een bedrag van € 1.569,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.288,12 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Innova legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de leveringsovereenkomst door de eindnota van 21 augustus 2017 onbetaald te laten. Innova vordert nakoming van de overeenkomst en derhalve betaling van het openstaande bedrag van € 1188,12. Indien de overeenkomst wordt vernietigd vanwege een schending van de informatieplichten, stelt Innova zich op het standpunt dat [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling is gehouden een vergoeding van € 1.288,12 te betalen. Verder maakt Innova aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 178,22 en op een bedrag van € 202,72 aan wettelijke rente tot 23 januari 2024.
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vordering onterecht is. Zij voert daartoe aan dat Innova haar nooit de diensten heeft verleend die zij moest verlenen en dat de factuur om die reden zou zijn gecrediteerd. Verder voert [gedaagde] aan dat de belastingdienst alle schulden die open stonden voor 2021 zou betalen en dat deze vordering inmiddels is verjaard.

4.De beoordeling

Informatieplichten
4.1.
De overeenkomst tussen [gedaagde] en de rechtsvoorganger van Innova, EnergieFlex, betreft een overeenkomst tussen een dienstverlener, handelend in de uitoefening van haar bedrijf en een afnemer, handelend als natuurlijk persoon. De overeenkomst is via de website van EnergieFlex tot stand gekomen en kwalificeert daarmee als een overeenkomst op afstand in de zin van artikel 230g lid 1 onder e BW. Op een overeenkomst op afstand zijn de artikelen 6:230m BW en 6:230v BW van toepsassing. Artikel 6:230m lid 1 BW bepaalt dat een handelaar bij een op afstand gesloten overeenkomst verplicht is om op duidelijke en begrijpelijke wijze de in dat artikel genoemde informatie aan de consument te verstrekken. Artikel 6:230v BW bevat voor overeenkomsten op afstand nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie moet verstrekken.
4.2.
De Hoge Raad heeft in haar prejudiciële beslissing van 12 november 2021 beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan de informatieplichten van artikel 6:230m en 6:230v BW is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting.
4.3.
Concreet betekent dit dat ambtshalve moet worden onderzocht of uit de stellingen van Innova en de overgelegde stukken blijkt dat EnergieFlex de informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt, heeft nageleefd op de wijze zoals voorgeschreven door artikel 6:230v BW. Bij een ontkennende beantwoording moet ambtshalve de in de wet aan schending van de desbetreffende verplichting verbonden sanctie worden toegepast.
4.4.
Ten aanzien van de essentiële informatieplichten moet ambtshalve worden onderzocht of uit de stellingen van Innova en de overgelegde stukken blijkt dat daaraan is voldaan op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 6:230v BW. Indien dat niet het geval is, dient een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sanctie te worden toegepast. Naar aanleiding van de beslissing van de Hoge Raad hebben de elf rechtbanken een uniforme richtlijn vastgesteld voor de sanctie van gedeeltelijke vernietiging bij schending van essentiële informatieplichten. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat bij minder dan vier voldoende ernstige schendingen de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% en bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen met 50%. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden daarbij gerekend als hoogstens één schending.
De overeenkomst wordt vernietigd op grond van artikel 6:230v lid 3 BW
4.5.
Artikel 6:230v lid 3 BW is toegespitst op overeenkomsten op afstand die op elektronische wijze zijn gesloten en het betreft een van de informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt. In het artikel is bepaald dat een handelaar zijn elektronische bestelproces op zodanige wijze moet inrichten dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Het is aan Innova als eisende partij om aan te tonen dat EnergieFlex ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst aan de informatieplichten heeft voldaan door bijvoorbeeld schermprints van het bestelproces te overleggen.
4.6.
Innova geeft in de dagvaarding aan dat het vanwege het faillissement van EnergieFlex niet mogelijk is om het bestelproces te overleggen. Daarom kan niet worden nagegaan of en welke informatie destijds bij het sluiten van het contract op de website van EnergieFlex aan [gedaagde] is gegeven. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat EnergieFlex in het geheel niet aan de informatieplicht van artikel 6:230v lid 3 BW heeft voldaan.
4.7.
Omdat de overeenkomst in strijd met artikel 6:230v lid 3 BW tot stand is gekomen, moet ambtshalve de aan schending van deze verplichting verbonden sanctie worden toegepast. Dit betekent dat de overeenkomst op grond van artikel 6:230v lid 3 BW zal worden vernietigd. Vernietiging van de overeenkomst brengt met zich mee dat de overeenkomst wordt geacht, vanaf het moment dat zij werd gesloten, nietig te zijn geweest. Aan ambtshalve toetsing van de overige (pre)contractuele informatieplichten wordt niet toegekomen. Innova zal niet meer in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de vernietiging nu zij reeds heeft aangegeven dat het vanwege het faillissement van EnergieFlex niet mogelijk is het bestelproces te overleggen.
4.8.
De overeenkomst wordt geacht nietig te zijn geweest vanaf het moment dat zij werd gesloten en daarom kan de vordering tot nakoming van de overeenkomst niet worden toegewezen.
[gedaagde] moet aan Innova een vergoeding betalen
4.9.
Nu de overeenkomst wordt vernietigd is de vraag die voorligt of Innova recht heeft op vergoeding van de reeds verrichte prestaties. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord, zij het dat de toegekende vergoeding wordt verminderd tot 50% van de gevorderde hoofdsom.
4.10.
Uit artikel 6:203 lid 3 BW volgt dat hij die zonder rechtsgrond een prestatie van andere aard dan het geven van een goed heeft verricht, jegens de ontvanger recht heeft op ongedaanmaking daarvan. De door EnergieFlex verrichte prestatie betreft het leveren en transporteren van gas en elektriciteit en kan niet ongedaan worden gemaakt. In een dergelijk geval waarin de aard van de prestatie ongedaanmaking uitsluit, treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, zo volgt uit artikel 6:210 lid 2 BW.
4.11.
Het staat vast dat [gedaagde] door de prestatie van EnergieFlex is verrijkt. EnergieFlex heeft immers aan [gedaagde] gas en elektriciteit geleverd en [gedaagde] zal deze prestatie moeten vergoeden. Innova stelt zich op het standpunt dat de vergoeding van de waarde van de prestatie gelijk dient te worden gesteld met het bedrag dat [gedaagde] zou moeten betalen in de termijnnota’s en eindnota en vordert een bedrag van € 1.288,12. Innova wordt in haar standpunt gevolgd, met dien verstande dat een vergoeding van € 1.188,12 in plaats van € 1.288,12 wordt toegewezen. Innova heeft in haar dagvaarding immers aangegeven dat er een totale achterstand in de betalingen bestond van € 1.288,12 en dat [gedaagde] aan het incassobureau reeds een bedrag van € 100,- heeft betaald waardoor een te vorderen hoofdsom van € 1.188,12 resteert.
4.12.
Het niet naleven van de informatieplichten van Innova heeft, als een van de omstandigheden die meewegen bij toepassing van de redelijkheidstoets van artikel 6:210 lid 2 BW, wel invloed op de hoogte van de vergoeding. De informatieplichten hebben hun oorsprong in Europese regelgeving van consumentenbescherming. Daarin is bepaald dat de sanctie op het niet naleven van de informatieplichten doeltreffend, evenredig en afschrikkend moet zijn. Dat brengt mee dat de toegepaste sanctie niet mag worden omzeild door een andere grondslag aan te dragen dan het vernietigbare contract op basis waarvan [gedaagde] alsnog kan worden veroordeeld om het volledig geëiste bedrag te betalen. Dat zou afbreuk doen aan de werking van de sanctie. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt daarom rekening gehouden met de maximale sanctie die zou zijn toegepast als het contract niet helemaal maar alleen voor een deel zou zijn vernietigd. In deze zaak zou de maximale sanctie een vermindering van 50% van de betalingsverplichting van [gedaagde] betekenen, omdat ervan moet worden uitgegaan dat EnergieFlex ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met [gedaagde] helemaal niet aan de informatieplichten heeft voldaan.
4.13.
De vergoeding die [gedaagde] moet betalen wordt in redelijkheid vastgesteld op 50% van € 1188,12. Dat is € 594,06. Dat bedrag wordt toegewezen.
De vordering is niet verjaard
4.14.
Op grond van artikel 3:309 BW verjaart een vordering uit onverschuldigde betaling door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval na twintig jaren nadat de vordering is ontstaan. Voor de korte termijn van vijf jaar geldt de eis dat deze pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering in te stellen (zie HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1052). In dit geval heeft Innova een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling op [gedaagde] vanaf 25 april 2024. Dat is immers de dag waarop de overeenkomst is vernietigd. Dit betekent dat de vordering uit onverschuldigde betaling niet is verjaard.
De factuur is niet gecrediteerd
4.15.
Innova betwist dat EnergieFlex de eindafrekening zou hebben gecrediteerd. Daartoe voert Innova aan er onderscheid moet worden gemaakt tussen de jaarafrekening en de eindafrekening en dat enkel de jaarafrekening is gecrediteerd. Uit de door Innova overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] op 21 augustus 2017 een e
-mail heeft ontvangen waarin wordt vermeld dat de jaarafrekening is opgemaakt met een te hoge gasstand en dat deze afrekening, de jaarafrekening dus, is gecrediteerd. Nadat [gedaagde] op 11 juli 2017 de overeenkomst heeft beëindigd is door EnergieFlex een eindafrekening opgemaakt. Deze eindafrekening is ook op 21 augustus 2017 aan [gedaagde] gestuurd. Het feit dat de e-mail over de jaarafrekening en de brief met de eindafrekening op dezelfde dag zijn verstuurd heeft vermoedelijk bij [gedaagde] tot het idee geleid dat zij niets meer aan Innova hoefde te betalen. Innova heeft de stelling van [gedaagde] echter voldoende onderbouwd betwist en dus komt niet vast te staan dat de eindafrekening is gecrediteerd. Het verweer van [gedaagde] slaagt niet.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Nu een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten dan ook toewijzen tot een bedrag van € 89,11, het wettelijke tarief dat hoort bij het aan de hoofdsom toegewezen bedrag. De gevorderde rente zal worden toegewezen op de hierna in de beslissing vermelde wijze.
proceskosten
4.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Innova worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
995,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova te betalen een bedrag van € 683,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 594,06, met ingang van de vervaldag van de factuur, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 995,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Veenman niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.