ECLI:NL:RBDHA:2024:8117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot zicht op uitzetting naar Algerije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel, opgelegd op 14 februari 2024, is onderwerp van toetsing door de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de rechtbank op 10 mei 2024 geïnformeerd over het voortduren van de bewaring, wat gelijkgesteld wordt met een door eiser ingesteld beroep. Eerder, op 4 maart 2024, heeft de rechtbank deze maatregel al getoetst.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 27 februari 2024 rechtmatig was. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is, maar de rechtbank oordeelt dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, zoals recentelijk is geoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Daarnaast voert eiser aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt, met meerdere rappelacties en gesprekken met eiser. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.