ECLI:NL:RBDHA:2024:8122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL24.18236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 9 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 23 april 2024 buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 5 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser zich had afgemeld.

De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser gevraagd om te bevestigen of zij na 5 december 2023 nog contact heeft gehad met eiser en of zij op de hoogte is van zijn verblijfplaats in Nederland. De gemachtigde heeft op 13 mei 2024 schriftelijk laten weten dat zij van mening is dat eiser procesbelang heeft, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat eiser contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde of dat hij nog recht heeft op bescherming in Nederland. De rechtbank concludeert dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18236

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 9 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 23 april 2024 buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL24.18237. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. De gemachtigde van eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Het bestreden besluit

2. De staatssecretaris heeft eisers aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers is namelijk gebleken dat eiser op 5 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Niet is gebleken dat eiser een geldige reden heeft om zonder toestemming te vertrekken.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de buiten behandeling stelling van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep.
5. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 6 mei 2024 verzocht haar te laten weten of zij na 5 december 2023 nog contact heeft gehad met eiser over de voortgang van de procedure en of zij op de hoogte is van eisers verblijfplaats in Nederland en als dat niet het geval is, om aan te geven wat volgens haar het procesbelang bij het onderhavige beroep is.
6. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 13 mei 2024 schriftelijk laten weten dat zij van mening is dat eiser procesbelang heeft bij het onderhavige beroep. In de zienswijze is namelijk aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waaruit zou blijken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, is de MOB-registratie bestreden en is aangegeven dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke verblijfplaats van eiser.
7. Volgens vaste rechtspraak moet er, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, in beginsel vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [1] Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader moeten worden gemaakt.
8. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser geen antwoord heeft gegeven op de vraag of zij na 5 december 2023 nog contact heeft gehad met eiser over de voortgang van de procedure en of zij op de hoogte is van eisers verblijfplaats in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser heeft laten weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en nog prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Gelet op de onder overweging 7 genoemde rechtspraak is de rechtbank daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het onderhavige beroep tegen de buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag. De stelling van eisers gemachtigde dat er procesbelang is, omdat zij in de zienswijze heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, leidt niet tot een ander oordeel. Daaruit blijkt immers niet dat de gemachtigde weet waar in Nederland eiser verblijft en evenmin dat zij met eiser contact heeft gehad over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader moeten worden gemaakt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579)