ECLI:NL:RBDHA:2024:8145
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit, had op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 februari 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 3 mei 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de staatssecretaris nog niet was verstreken ten tijde van de ingebrekestelling, waardoor deze prematuur was ingediend.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er daarom geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.