In deze zaak hebben eisers, van Jemenitische nationaliteit, op 1 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. Na het indienen van de aanvraag hebben eisers de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Op 13 oktober 2023 hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De staatssecretaris heeft, hangende het beroep, alsnog besluiten genomen op de aanvraag van eisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat er aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 437,50. Daarnaast is het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eisers zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.