ECLI:NL:RBDHA:2024:8149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
NL23.35851
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure. Verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, heeft op 7 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. Na een verzoek van Nederland aan Oostenrijk om verzoeker terug te nemen, is dit verzoek op 7 september 2022 afgewezen. Op 8 september 2022 is verzoeker toegelaten tot de nationale procedure. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 februari 2024 een besluit genomen op de aanvraag, waarna verzoeker op 14 februari 2024 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken, is er geen sprake van tegemoetkomen door de staatssecretaris in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van de staatssecretaris op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was en het beroep niet-ontvankelijk zou zijn geweest.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35851

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 14 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 7 juli 2022.
De staatssecretaris heeft op 12 februari 2024 een besluit genomen op de aanvraag.
Verzoeker heeft op 14 februari 2024 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de staatssecretaris te veroordeling tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoeker heeft op 7 juli 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 24 augustus 2022 heeft Nederland aan Oostenrijk verzocht om verzoeker terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Op 7 september 2022 is dit verzoek afgewezen. Bij brief van 8 september 2022 heeft de staatssecretaris verzoeker toegelaten tot de nationale procedure.
4. Ingevolge artikel 42, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw), voor zover hier van belang, wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van deze wet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Als wordt onderzocht of een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, vangt, op grond van artikel 42, zesde lid van de Vw, de termijn van zes maanden aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
5. Verzoeker heeft de aanvraag ingediend op 7 juli 2022. Op 8 september 2022 is Nederland verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoeker op 8 maart 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn van asielaanvragen die nog niet waren verstreken op 27 september 2022 met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van haar meervoudige kamer van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 13 oktober 2023 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.