ECLI:NL:RBDHA:2024:8149
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure. Verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, heeft op 7 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. Na een verzoek van Nederland aan Oostenrijk om verzoeker terug te nemen, is dit verzoek op 7 september 2022 afgewezen. Op 8 september 2022 is verzoeker toegelaten tot de nationale procedure. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 februari 2024 een besluit genomen op de aanvraag, waarna verzoeker op 14 februari 2024 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken, is er geen sprake van tegemoetkomen door de staatssecretaris in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van de staatssecretaris op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was en het beroep niet-ontvankelijk zou zijn geweest.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.