In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Turkse nationaliteit, op 27 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 5 april 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 maart 2024 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 25 maart 2024 verzocht om binnen twee weken te reageren op het inwilligende besluit, maar eiser heeft geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. Aangezien de staatssecretaris al een besluit heeft genomen op de asielaanvraag, heeft eiser geen belang meer bij zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen reactie heeft gegeven op het alsnog genomen besluit, wat betekent dat dit besluit aan het beroep tegemoetkomt.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding voor de proceskosten. De staatssecretaris heeft namelijk niet tijdig op de asielaanvraag beslist, en eiser heeft een geldige ingebrekestelling verstuurd. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskostenvergoeding aan eiser, berekend op basis van de ingediende beroepschrift en de geldende tarieven.