ECLI:NL:RBDHA:2024:8233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag op basis van internationale bescherming in Duitsland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres had op 1 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 9 april 2024 niet-ontvankelijk, omdat eiseres internationale bescherming geniet in Duitsland. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, aangezien partijen hiermee instemden.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens de geldende rechtspraak kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling internationale bescherming geniet in een andere EU-lidstaat, tenzij er een reëel risico op ernstige schade bestaat. Eiseres heeft echter geen concrete aanwijzingen gegeven dat Duitsland haar geen bescherming kan bieden. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiseres geen hulp heeft ingeroepen van de Duitse autoriteiten, wat wel van haar verwacht kan worden.
Eiseres betoogt dat zij bij terugkeer naar Duitsland vreest voor haar leven vanwege haar familie, die haar om haar vrijheden en keuzes zou willen doden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Duitsland een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om verder onderzoek te doen naar de beschermingsmogelijkheden in Duitsland. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.