ECLI:NL:RBDHA:2024:8265
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en de medische omstandigheden van de eiseres
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 7 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard. Eiseres voerde aan dat haar ten onrechte geen bedenktijd is gegund als slachtoffer van mensenhandel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat het nuttig effect van de bedenktijd is geschonden.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de medische situatie van eiseres, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de overdracht naar Duitsland in strijd zou zijn met de mensenrechten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar medische problemen een belemmering vormen voor de overdracht. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft besloten en dat er geen motiveringsgebrek of gebreken in het onderzoek zijn. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2024.