ECLI:NL:RBDHA:2024:8267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL23.38746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaar visum kort verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 11 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar van 5 juni 2023, dat betrekking had op de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Het bestreden besluit, dat op 8 maart 2024 is genomen, verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 de zaak behandeld in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen, niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels op het bezwaar was beslist. Eiseres had geen belang meer bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875. Voor het beroep tegen het bestreden besluit oordeelde de rechtbank dat dit ongegrond was. De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende beoordelingsruimte had bij de beoordeling van het vestigingsgevaar en dat eiseres niet had aangetoond dat het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf voldoende waren.

De rechtbank concludeerde dat de drie zelfstandige afwijzingsgronden, die door verweerder in het bestreden besluit waren genoemd, op zichzelf de afwijzing konden dragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38746
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], V-nummer: [Nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Eiseres heeft op 11 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar van 5 juni 2023 tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf.
Bij besluit van 8 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro);
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft terecht beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar. Op de juiste wijze is een ingebrekestelling ingediend. Omdat er inmiddels is beslist op het bezwaar heeft eiseres geen belang meer bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. Het beroep is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet wel aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. Deze kosten worden vastgesteld op € 875 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 0,5).
2. In het bestreden besluit heeft verweerder uitvoerig uitgelegd dat het vestigingsgevaar onvoldoende is weggenomen door eiseres. Verweerder heeft beoordelingsruimte bij de beoordeling van het vestigingsgevaar. In de beroepsgronden heeft eiseres hoofdzakelijk aangevoerd dat het goed is gegaan bij de eerdere keren dat aan haar een visum was verleend. Dat is onvoldoende. Het bestreden besluit blijft op het punt van de twijfel aan de tijdige terugkeer dan ook staan. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Dit heeft eiseres in beroep niet bestreden. Ter zitting heeft eiseres alleen gesteld dat er geen familieband bestaat met de referent. Het ligt op de weg van eiseres om tekst en uitleg te geven over de wel bestaande relatie met de referent. Ook over het middelenvereiste heeft verweerder in het bestreden besluit uitvoerig overwogen dat hieraan niet wordt voldaan. In de beroepsgronden heeft eiseres daarop niet gereageerd. Elk van deze drie afwijzingsgronden kan op zichzelf de afwijzing dragen. Het beroep tegen het bestreden besluit is dan ook ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.