ECLI:NL:RBDHA:2024:8267
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaar visum kort verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 11 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar van 5 juni 2023, dat betrekking had op de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Het bestreden besluit, dat op 8 maart 2024 is genomen, verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 de zaak behandeld in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaarde het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen, niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels op het bezwaar was beslist. Eiseres had geen belang meer bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875. Voor het beroep tegen het bestreden besluit oordeelde de rechtbank dat dit ongegrond was. De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende beoordelingsruimte had bij de beoordeling van het vestigingsgevaar en dat eiseres niet had aangetoond dat het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf voldoende waren.
De rechtbank concludeerde dat de drie zelfstandige afwijzingsgronden, die door verweerder in het bestreden besluit waren genoemd, op zichzelf de afwijzing konden dragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.