ECLI:NL:RBDHA:2024:8344
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 april 2023 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser zou oorspronkelijk op 3 oktober 2024 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de nieuwe einddatum op 3 juli 2024 ligt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie die de verlenging rechtvaardigde. Hierdoor was de ingebrekestelling van eiser, die op 3 februari 2024 was ingediend, prematuur, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.