In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, op 6 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op deze aanvraag niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 12 december 2023. Eiser heeft vervolgens op 29 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het beslissen op de aanvraag heeft overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. Eiser heeft bovendien verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.