ECLI:NL:RBDHA:2024:8468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL24.5432, NL24.5435, NL24.5436, NL24.5437, NL24.5440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van terugkeerbesluiten in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van eisers tegen de terugkeerbesluiten van 16 januari 2024 beoordeeld. Eisers, een gezin dat asiel heeft aangevraagd, hebben in het verleden meerdere keren beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt de beroepen op 27 mei 2024, waarbij eisers bijgestaan worden door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat eisers op het moment van oplegging van de terugkeerbesluiten geen rechtmatig verblijf meer hadden in Nederland, aangezien hun asielprocedures ongegrond zijn verklaard. De staatssecretaris was verplicht om de terugkeerbesluiten op te leggen op basis van de Terugkeerrichtlijn, ondanks de lopende rechtsmiddelen van eisers. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen aanleiding had om af te zien van het opleggen van de terugkeerbesluiten, gezien de medische en persoonlijke omstandigheden die door eisers zijn aangevoerd. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de terugkeerbesluiten in stand blijven. Eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.5432, NL24.5435, NL24.5436, NL24.5437 en NL24.5440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiser,V-nummer: [nummer],

[naam], eiseres,
V-nummer [nummer],
en hun minderjarige kinderen:

[naam],V-nummer [nummer],

[naam],
V-nummer [nummer],
[naam],
V-nummer [nummer],
samen: eisers,
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de terugkeerbesluiten van 16 januari 2024.
2. De rechtbank heeft de beroepen op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van de bestreden besluiten

3. Eiser en eiseres hebben op 30 juni 2020 in Nederland asiel aangevraagd.
3.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser bij besluit van 3 augustus 2020 niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
3.2.
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres bij besluit van 3 december 2020 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
3.3.
Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft het beroep van eiser op 19 januari 2021 ongegrond verklaard. [1] Eiser is niet tijdig overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.
4. Eiser heeft op 11 september 2021 opnieuw asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 21 december 2022 afgewezen. Tegelijkertijd heeft de staatssecretaris aan eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van een beslissing op de ambtshalve beoordeling van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
4.1.
Bij besluit van 7 februari 2023 heeft de staatssecretaris besloten dat aan eiser geen uitstel van vertrek wordt verleend. De staatssecretaris heeft in dit besluit geen terugkeerbesluit opgelegd. Eiser had namelijk nog rechtmatig verblijf, omdat hij de beroepsfase van zijn asielprocedure in Nederland mocht afwachten. De staatssecretaris heeft in het besluit ook vermeld dat het indienen van een bezwaarschrift de rechtsgevolgen van het besluit niet opschort en dat eiser de rechtbank kan verzoeken een voorlopige voorziening te treffen. Het besluit vermeldt tot slot dat eiser de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten als dit verzoek wordt ingediend binnen 24 uur nadat het rechtmatig verblijf op grond van de beroepsfase in de asielprocedure is verstreken.
4.2.
Eiser heeft op 7 maart 2023 bezwaar gemaakt tegen de ambtshalve afwijzing van het uitstel van vertrek.
5. Bij uitspraak van 27 december 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, de beroepen in de asielprocedure van eisers ongegrond verklaard. [2] Eisers hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Er is nog geen uitspraak gedaan op het hoger beroep.
6. De staatssecretaris heeft eiser en eiseres op 16 januari 2024 gehoord over het voornemen om een terugkeerbesluit op te leggen. Vervolgens heeft de staatssecretaris eveneens op 16 januari 2024 aan eisers de terugkeerbesluiten opgelegd.
7. Eisers hebben op 13 februari 2024, vanwege de opgelegde terugkeerbesluiten, de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen hangende het bezwaar tegen de ambtshalve afwijzing van het uitstel van vertrek. Op dit verzoek is nog geen uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt de oplegging van de terugkeerbesluiten. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
9. De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Kon de staatssecretaris de terugkeerbesluiten opleggen?
10.
Eisers voeren aan dat bezwaar is gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris om aan eiser geen uitstel van vertrek te verlenen op grond van zijn medische situatie. Eisers hebben ook een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Het bezwaarschrift heeft volgens eisers een redelijke kans van slagen. Gedwongen terugkeer zal leiden tot schending van artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), omdat volgens eisers bij het uitblijven van medische behandeling een medische noodsituatie zal ontstaan en adequate medische zorg in Nigeria voor eiser niet toegankelijk is. Als eisers het bezwaar en de voorlopige voorziening niet in Nederland mogen afwachten, heeft eiser geen adequaat rechtsmiddel in de zin van artikel 13 van het EVRM.
11. De rechtbank stelt vast dat eisers op het moment dat de terugkeerbesluiten werden opgelegd niet rechtmatig in Nederland verbleven. De staatssecretaris heeft in het besluit van 7 februari 2023, waarbij hij uitstel van vertrek heeft afgewezen, geen terugkeerbesluit opgelegd omdat eisers het beroep in de asielprocedure in Nederland mochten afwachten. Nadat het beroep op 27 december 2023 ongegrond is verklaard hadden eisers geen rechtmatig verblijf meer. Namens eisers is op 7 februari 2023 vervolgens een voorlopige voorziening gevraagd. Los van de vraag of deze gevraagde voorlopige voorziening schorsende werking heeft, hadden eisers op het moment van het opleggen van de terugkeerbesluiten – 16 januari 2024 – geen rechtmatig verblijf.
12. Als niet langer sprake is van rechtmatig verblijf, is de staatssecretaris in beginsel verplicht om een terugkeerbesluit uit te vaardigen op grond van artikel 6, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. [3] Dat eisers bezwaar hebben gemaakt tegen de ambtshalve afwijzing van het uitstel van vertrek, op 13 februari 2024 een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend en dat zij hoger beroep hebben ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank in hun asielprocedure, leidt niet tot het oordeel dat de staatssecretaris geen terugkeerbesluit mocht opleggen. Deze rechtsmiddelen maken namelijk niet dat eisers ten tijde van het opleggen van de terugkeerbesluiten op 16 januari 2024 rechtmatig verblijf hadden.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de omstandigheden die eisers tijdens het gehoor van 16 januari 2024 hebben aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het opleggen van de terugkeerbesluiten. Eisers hebben verklaard dat eiser elk half jaar een controle in het ziekenhuis heeft voor zijn lever. Zij hebben verder verklaard dat zij niet kunnen terugkeren naar Nigeria omdat eiser wordt gezocht, dat hun kinderen in Nederland zijn geboren en dat zij in Nigeria besneden zullen worden. De staatssecretaris heeft de asielgerelateerde omstandigheden al beoordeeld in de asielprocedure. De staatssecretaris heeft verder de medische omstandigheden ambtshalve beoordeeld en uitstel van vertrek afgewezen. Daarbij heeft de staatssecretaris beoordeeld of eiser bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege zijn medische situatie. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Daarom heeft hij naar het oordeel van de rechtbank een terugkeerbesluit mogen opleggen. Dat sprake zou zijn van een motiveringsgebrek, zoals de gemachtigde van eiser op de zitting betoogt, is niet nader onderbouwd en de rechtbank ook niet gebleken. De stelling van eisers dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant in de onderhavige beroepsprocedure. Dit komt omdat het besluit van de staatssecretaris van 7 februari 2023 hier niet ter beoordeling voorligt. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, waar de gemachtigde van eiser op de zitting om heeft gevraagd, niet nodig is.
14. De rechtbank volgt tot slot niet de stelling van eisers dat geen sprake is van een adequaat rechtsmiddel. Eisers hebben beroep kunnen instellen tegen de terugkeerbesluiten. Eiser heeft daarnaast bezwaar kunnen maken tegen de afwijzing van het uitstel van vertrek en de rechtbank om een voorlopige voorziening kunnen vragen. Mocht naar aanleiding van de terugkeerbesluiten uitzetting dreigen, dan kunnen eisers de rechtbank vragen het verzoek om voorlopige voorziening met spoed te behandelen.

Conclusie

15. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de terugkeerbesluiten in stand blijven. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL20.15017.
2.Zaaknummer NL23.1666.
3.Richtlijn 2008/115/EG.