ECLI:NL:RBDHA:2024:8524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
23/3982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een ongeval als bedrijfsongeval binnen de militaire dienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2024, in de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Defensie, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder beoordeeld. Eiser, een militair, was op uitzending voor een militaire oefening in Griekenland en werd tijdens een stapavond op 22 oktober 2022 mishandeld door een collega. Verweerder heeft dit incident niet aangemerkt als een bedrijfsongeval of dienstongeval, omdat het niet plaatsvond tijdens de uitoefening van de militaire dienst. De rechtbank volgt deze redenering, aangezien deelname aan de weekend-break en de bijbehorende stapavond als vrijwillig werd beschouwd. Eiser stelde dat hij op het moment van het ongeval onder bevel stond en dat de mishandeling plaatsvond op een opgedragen verzamelplaats. Hij voerde aan dat verweerder zijn zorgplicht had geschonden door hem medisch onvoldoende te onderzoeken en hem met klachten terug te sturen naar Nederland.

De rechtbank oordeelt dat het incident niet kan worden gekwalificeerd als een bedrijfsongeval, omdat het niet plaatsvond tijdens de dienstuitoefening. De rechtbank benadrukt dat deelname aan de weekend-break niet verplicht was en dat het incident niet in verband stond met enige dienstverrichting. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft besloten het ongeval niet als bedrijfsongeval aan te merken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.C. Coppens),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.J.A. Aerts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om een door eiser overkomen ongeval op 22 oktober 2022 niet aan te merken als een bedrijfs- of dienstongeval.
1.1.
Verweerder heeft dit besluit (het primaire besluit) op 6 april 2023 genomen. Met het bestreden besluit van 2 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] (partner van eiser), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is als militair in dienst van Defensie en heeft in oktober 2022 deelgenomen aan een militaire oefening in Griekenland. Tijdens een ingelaste weekend-break is hij op 22 oktober 2022 na een stapavond door een collega mishandeld. Eiser heeft hier verschillende medische klachten aan overgehouden. Verweerder heeft besloten het ongeval niet aan te merken als een bedrijfs- of dienstongeval, omdat er op dat moment geen sprake was van uitoefening van de militaire dienst. Eiser stelt dat er wel sprake is van een bedrijfsongeval.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat hij op het moment van het plaatsvinden van het ongeval onder bevel stond. De mishandeling vond immers plaats op een opgedragen verzamelplaats, waar alle militairen zich op een vooraf bepaald tijdstip dienden te verzamelen. Voorts wijst eiser erop dat er een buscommandant was aangesteld. Het was diens verantwoordelijkheid om op de opgedragen verzamelplaats de veiligheid van de militairen te garanderen. Verder heeft verweerder zijn zorgplicht jegens eiser geschonden. Zo is eiser medisch onvoldoende onderzocht en had hij met zijn klachten niet terug op het vliegtuig naar huis mogen worden gezet. Hij is hierdoor beperkt in zijn herstel. Verweerder heeft hiermee eveneens in strijd gehandeld met het goed werkgeverschap. Gelet op deze omstandigheden is er wel degelijk sprake van een bedrijfsongeval.
Wat zijn de regels?
4. De toepasselijke regels zijn opgenomen in de bijlage bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Eiser heeft bij brief die op 19 maart 2024 door de rechtbank is ontvangen aanvullende gronden ingediend. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat deze stukken te laat zijn ingediend en de rechtbank ze daarom buiten beschouwing moet laten. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het de voorkeur had gehad dat deze gronden eerder waren ingediend. Zeker nu het beroep al geruime tijd bij de rechtbank aanhangig is en de zitting op verzoek van eiser meermalen is uitgesteld. Echter nu niet is gebleken dat verweerder niet inhoudelijk op deze gronden kon reageren, zullen de aanvullende gronden wel worden meegenomen.
6. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het incident van 22 oktober 2022 kan worden gekwalificeerd als een bedrijfsongeval. Om te kwalificeren als bedrijfsongeval moet het incident plaats hebben gevonden tijdens de uitoefening van de militaire dienst en, meer specifiek in dit geval, moet er sprake zijn geweest van een expliciet of impliciet gegeven dienstbevel. [1]
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft besloten het incident van 22 oktober 2022 niet als een bedrijfsongeval aan te merken. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat deelname aan de weekend-break en de daartoe behorende stapavond een vrijwillig karakter hadden. Er bestond voor eiser geen verplichting om aan deze activiteit deel te nemen. Dat de militairen die deelnamen aan de weekend-break wel werden geacht tijdig te verzamelen om terug te gaan aan het einde van de avond, maakt niet dat eiser op dat moment wel weer in de uitoefening van de militaire dienst was omdat hij gehoor zou hebben gegeven aan een dienstbevel. Het incident heeft niet plaatsgevonden tijdens de dienstuitoefening en stond ook niet in verband met enigerlei dienstverrichting.
8. Dat verweerder niet zou hebben voldaan aan zijn zorgplicht jegens eiser, is niet relevant voor de vraag of het incident kan worden gekwalificeerd als een bedrijfsongeval. Ditzelfde geldt voor zijn betoog dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met het goed werkgeverschap.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Algemeen militair ambtenarenreglement
Artikel 147
lid 3. Onze Minister beslist of het ongeval waarop een proces-verbaal betrekking op heeft, wordt geacht wel of niet in verband te staan met de uitoefening van de dienst, van welke beslissing de militair schriftelijk in kennis wordt gebracht.
Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen
Artikel 2
lid 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder arbeidsongeschiktheid met dienstverband verstaan: een arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekten of gebreken, die in overwegende mate hun oorzaak vinden in de aard van de aan de militair opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder zij moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid zijn te wijten.
(…)
lid 4. Onder uitoefening van de militaire dienst wordt verstaan:
a. de uitvoering van expliciet of impliciet gegeven dienstopdrachten of dienstbevelen:
b: het verrichten van handelingen of activiteiten in het kader van algemene of bijzondere dienstverrichtingen; of
c: activiteiten die, gezien het daaraan verbonden dienstbelang als uitoefening van die dienst aangemerkt kunnen worden.

Voetnoten

1.Zie artikel 2, eerste en derde lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.