ECLI:NL:RBDHA:2024:8524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een ongeval als bedrijfsongeval binnen de militaire dienst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2024, in de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Defensie, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder beoordeeld. Eiser, een militair, was op uitzending voor een militaire oefening in Griekenland en werd tijdens een stapavond op 22 oktober 2022 mishandeld door een collega. Verweerder heeft dit incident niet aangemerkt als een bedrijfsongeval of dienstongeval, omdat het niet plaatsvond tijdens de uitoefening van de militaire dienst. De rechtbank volgt deze redenering, aangezien deelname aan de weekend-break en de bijbehorende stapavond als vrijwillig werd beschouwd. Eiser stelde dat hij op het moment van het ongeval onder bevel stond en dat de mishandeling plaatsvond op een opgedragen verzamelplaats. Hij voerde aan dat verweerder zijn zorgplicht had geschonden door hem medisch onvoldoende te onderzoeken en hem met klachten terug te sturen naar Nederland.
De rechtbank oordeelt dat het incident niet kan worden gekwalificeerd als een bedrijfsongeval, omdat het niet plaatsvond tijdens de dienstuitoefening. De rechtbank benadrukt dat deelname aan de weekend-break niet verplicht was en dat het incident niet in verband stond met enige dienstverrichting. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft besloten het ongeval niet als bedrijfsongeval aan te merken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.