In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 30 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft eiser bij brief van 28 maart 2023 toegelaten tot de nationale procedure. Eiser heeft op 23 september 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 10 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 30 mei 2022 en de beslistermijn is begonnen op 28 maart 2023. De wettelijke beslistermijn om op de aanvraag van eiser te beslissen verstrijkt op 28 juni 2024. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 23 september 2023 prematuur is ingediend, wat leidt tot een niet-ontvankelijk beroep.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.