ECLI:NL:RBDHA:2024:8565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
C/09/653948 / JE RK 23-1885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 8 februari 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die tot 18 april 2024 geldig was. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld, die sinds 10 maart 2024 verblijft bij [instelling]. De kinderrechter constateert dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt in de nieuwe omgeving en dat de relatie met haar moeder verbetert. De moeder heeft aangegeven bereid te zijn om samen te werken met de hulpverlening en de kinderrechter heeft opgemerkt dat het vertrouwen van de moeder in de hulpverlening toeneemt. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd met de belangen van [minderjarige] en haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 18 november 2024, zodat [minderjarige] de tijd krijgt om verder aan zichzelf te werken en de relatie met haar moeder kan blijven onderhouden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/653948 / JE RK 23-1885
Datum uitspraak: 11 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam informant] , namens [instelling] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 februari 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 18 april 2024. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 8 februari 2024;
  • het briefrapport van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 27 maart 2024;
  • het behandelplan van [instelling] van 1 april 2024.
1.3.
Op 11 april 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar begeleider van Middin;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam informant] namens [instelling] .
1.4.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting in raadkamer met [minderjarige] een gesprek gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

[minderjarige] verblijft bij [instelling] . Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 8 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
[minderjarige] verblijft vanaf 10 maart 2024 bij [instelling] . Zij zoekt daar nabijheid bij de begeleiding en die wordt haar geboden. [minderjarige] durft zich steeds meer open te stellen, omdat ze steeds meer vertrouwen krijgt. [minderjarige] snijdt zichzelf hierdoor minder en leert om de begeleiding op te zoeken als het haar te veel wordt. Er zal op korte termijn diagnostisch onderzoek plaatsvinden, zodat duidelijk wordt welke hulp [minderjarige] nog meer nodig heeft. De interactie tussen [minderjarige] en haar moeder verdient ook de aandacht van de hulpverlening. De moeder is inmiddels twee keer op bezoek geweest bij [instelling] . [minderjarige] en haar moeder vinden het fijn om tijd samen door te brengen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder vertelt dat het even wennen is dat [minderjarige] nu bij [instelling] verblijft. De moeder is wel bereid om mee te werken met de behandeling van [minderjarige] . [minderjarige] en haar moeder zouden elkaar graag vaker zien en het fijn vinden als [minderjarige] ook bij haar moeder op bezoek kan.
4.2.
Meneer [naam informant] heeft het volgende aangevuld. [minderjarige] doet het goed bij [instelling] . Ze wil graag hulp en pakt al het advies wat ze krijgt, aan. Er wordt binnenkort een IQ-test bij [minderjarige] afgenomen en zij krijgt EMDR-therapie. Daarna moet er ook breder diagnostisch onderzoek plaatsvinden, zodat duidelijk wordt wie [minderjarige] nou eigenlijk is en hoe zij zich nog verder kan blijven ontwikkelen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (art. 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter is heel blij dat [minderjarige] inmiddels op een plek zit die bij haar past. [minderjarige] voelt zich veilig bij [instelling] en heeft daar ruimte om zich verder te ontwikkelen. Het lukt haar steeds beter om de begeleiding op te zoeken als zij het moeilijk heeft en daardoor snijdt ze zichzelf minder. Ze kan om hulp vragen, in plaats van dat ze zich afsluit. Dit is heel knap, helemaal omdat [minderjarige] pas enkele weken bij [instelling] woont. De kinderrechter is trots op [minderjarige] dat zij heeft volgehouden in een tijd waarin het haar niet mee zat. Dat zegt veel over haar veerkracht, die ze ondanks alles heeft behouden. De moeder heeft het nog steeds moeilijk met de situatie, maar heeft haar grote weerstand en verzet laten varen, omdat zij ziet dat het beter gaat. De moeder wil nog steeds alles doen wat nodig is om [minderjarige] te helpen. De kinderrechter hecht eraan te benadrukken dat het [minderjarige] helpt dat haar moeder vertrouwen ontwikkelt in de hulpverlening. Daar is ook alle reden toe, want [minderjarige] heeft het goed bij [instelling] . Het is knap van de moeder dat het haar lukt niet alleen vanuit haar eigen gemis te redeneren, maar ook te kijken naar wat goed is voor [minderjarige] . De moeder vindt het soms lastig om goed in contact te blijven staan met de jeugdbeschermer. Het is belangrijk voor ogen te houden dat [minderjarige] op deze plek is terechtgekomen omdat de jeugdbeschermer zich enorm heeft ingezet om haar hier te krijgen. De jeugdbeschermer en de hulpverlening hebben hetzelfde belang als de moeder: zorgen dat [minderjarige] in haar kracht komt te staan en de regie krijgt over haar eigen leven waarin zij eigen keuzes maakt die goed zijn voor haar. De kinderrechter heeft er alle vertrouwen in dat het [minderjarige] gaat lukken. Het is al zichtbaar dat [minderjarige] baas wordt over haar verleden, in plaats van dat het verleden haar klem zet. Haar kracht is groter dan haar lijdensdruk en dat zal zij steeds vaker gaan ondervinden.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd moet worden, zodat zij bij [instelling] kan blijven. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling, dus tot 18 november 2024. De kinderrechter gunt [minderjarige] een periode van rust waarin ze aan zichzelf kan blijven werken. Het blijft uiteraard van belang dat [minderjarige] en haar moeder elkaar kunnen zien en dat er passende aandacht is voor hun hechte band.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 18 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier, en op schrift gesteld op 25 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.