ECLI:NL:RBDHA:2024:8567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
C/09/663563 / JE RK 24-545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ontwikkelingsbedreigingen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 april 2024, wordt een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013, behandeld. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 11 april 2024 gehouden, waarbij de stiefvader van de minderjarige, zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en een gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De minderjarige heeft in zijn jonge leven al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder het overlijden van zijn moeder. Hij vertoont complexe gedragsproblemen, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag, en heeft intensieve begeleiding nodig. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de huidige situatie bij de Veerkracht niet voldoet aan zijn behoeften. De kinderrechter is van mening dat de samenwerking tussen hulpverleners cruciaal is voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat hij voorlopig uithuisgeplaatst moet blijven.

De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden en verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft het belang van de minderjarige vooropgesteld in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/663563 / JE RK 24-545
Datum uitspraak: 11 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.K. Gopal te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 maart 2024, mee in haar beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de stiefvader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] , coach van Westcoaching.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de stiefvader.
2.2.
De moeder van [minderjarige] , [naam 4] , is overleden.
2.3.
De stiefvader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] verblijft bij de Veerkracht.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 februari 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 april 2024 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad onderbouwt dit verzoek als volgt. Er zijn grote zorgen over [minderjarige] op meerdere ontwikkelingsgebieden, namelijk op sociaal-emotioneel, cognitief en psychoseksueel vlak. In de thuissituatie was de ontwikkeling van [minderjarige] vastgelopen. [minderjarige] heeft in zijn nog korte leven veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en liet daardoor complexe gedragsproblemen zien, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook in Suriname, waar [minderjarige] woonde met zijn moeder, waren er al veel zorgen om [minderjarige] . Hij is naar Nederland verhuisd met zijn moeder en stiefvader, maar zijn moeder is na een kort ziekbed overleden. Er bestaan vermoedens dat [minderjarige] een traumatische ervaring heeft opgedaan in de relatie met zijn hechtingsfiguren, waardoor hij nu seksueel grensoverschrijdend gedrag laat zien. Daarnaast zijn er grote zorgen over de gehechtheidsontwikkeling van [minderjarige] . Hij lijkt zo beschadigd dat hij sturing of begrenzing van volwassenen heel moeilijk kan accepteren en dan compleet ontregelt. Ook bij de Veerkracht, waar [minderjarige] nu een tijdje verblijft, levert dit problemen op. De stiefvader houdt veel van [minderjarige] en doet zijn uiterste best om er voor hem te zijn, maar is overbelast geraakt door de zorg. De problematiek van [minderjarige] is zeer complex en kan niet door de stiefvader alleen opgelost worden. Het is op dit moment dan ook nog noodzakelijk dat [minderjarige] uithuisgeplaatst blijft. [minderjarige] heeft één op één begeleiding nodig, omdat [minderjarige] zich door deze begeleiding gezien, gehoord en begrepen voelt. [minderjarige] heeft ook behandeling van de specialistische GGZ nodig, maar tot dat gerealiseerd kan worden moet er gestart worden met een laagdrempelige vorm van het voeren van gesprekken met een psycholoog of een andere hulpverlener. De Raad maakt zich wel zorgen over de huidige plek van [minderjarige] bij de Veerkracht, omdat die plek niet volledig voldoet aan wat [minderjarige] zo nodig heeft, namelijk een plek waar hij onvoorwaardelijk mag zijn en waar hij ook intensief behandeld wordt.

4.De standpunten

4.1.
De stiefvader van [minderjarige] heeft naar voren gebracht dat hij hulp nodig heeft voor [minderjarige] en het fijn vindt dat hij die nu krijgt. Hij ziet dat [minderjarige] een beetje aan het veranderen is door de begeleiding van Westcoaching. De stiefvader is enthousiast over de hulp en hoopt dat [minderjarige] over een tijdje thuis kan toepassen wat hij nu leert. Door of namens de stiefvader wordt geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad.
4.2.
De jeugdbeschermer heeft het verzoek van de Raad als volgt aangevuld. [minderjarige] doet het heel goed bij Westcoaching en voelt zich daar veilig. Op de Veerkracht zijn er wel nog steeds incidenten rondom [minderjarige] . De Veerkracht heeft daarom inmiddels een nachtwaker ingezet, voor de veiligheid van [minderjarige] en de andere kinderen. [minderjarige] is aangemeld bij [naam groep] , een groep van Youz waar diagnostiek en intensieve behandeling zou kunnen plaatsvinden. Op die groep is nu geen plek en die valt ook niet zo snel te creëren. In het gesprek met de GZ-psycholoog van Youz is besproken dat hulp nu ook op een andere, misschien wel betere manier, kan worden ingezet. Omdat [minderjarige] het zo goed doet bij Westcoaching kan hem namelijk ambulante behandeling aangeboden worden in de voor hem nu vertrouwde omgeving bij Westcoaching. Het patroon dat nu de meeste aandacht nodig heeft, is dat [minderjarige] ontregelt als hij zich onveilig voelt en dan ook een onveilige situatie creëert voor de andere kinderen bij de Veerkracht. Opvallend is dat dit soort escalaties bij Westcoaching helemaal niet voorkomt. Dat zegt heel veel over de mate van veiligheid die [minderjarige] daar ervaart. Er wordt nu wekelijks overlegd over [minderjarige] door de jeugdbeschermer, de Veerkracht en Westcoaching, zodat de organisaties van elkaar kunnen leren als het gaat om de vraag wat [minderjarige] nodig heeft. De bedoeling is dat de situatie bij de Veerkracht als gevolg hiervan verbetert. Als [minderjarige] wat langer bij de Veerkracht zou kunnen verblijven (hij slaapt nu eigenlijk alleen daar), kunnen daar mogelijk ook therapeutische gesprekken met de gedragswetenschapper plaatsvinden.
4.3.
De coach van Westcoaching vertelt dat [minderjarige] intensieve en heel laagdrempelige ondersteuning krijgt. Hij lijkt er profijt van te hebben dat hij bij Westcoaching weinig fout kan doen, omdat hier niet op die manier met kinderen wordt omgegaan. De focus ligt op het bieden van veiligheid en vertrouwen waardoor het kind steviger komt te staan. De coach legt uit dat dit is wat een kind als [minderjarige] hard nodig heeft. Het is belangrijk dat er alles aan wordt gedaan om hem te helpen. [minderjarige] volgt bij Westcoaching inmiddels ook intern onderwijs van New School. [minderjarige] kan zo weer stap voor stap leren om een normaal dagritme te hebben en om met gezag om te gaan. De stiefvader wordt ook betrokken bij dit proces.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
[minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd op meerdere vlakken. [minderjarige] heeft in zijn nog korte leven al veel te veel meegemaakt. Hij heeft in Suriname waarschijnlijk met voor hem belangrijke mensen trauma’s opgelopen en kan zich (daardoor) moeilijk hechten. Ook is hij moeilijk aan te sturen door volwassenen en laat hij seksueel ongewenst gedrag zien. Door al deze problemen kunnen situaties erg uit de hand lopen. Toen [minderjarige] thuis woonde bij zijn stiefvader en zijn zusje, kwam [minderjarige] hierdoor bijna niet aan zijn eigen ontwikkeling toe. Ook nu [minderjarige] bij de Veerkracht woont, kan het af en toe nog erg escaleren. De Veerkracht maakt zich – terecht en begrijpelijk – daardoor soms zorgen over de veiligheid van de andere kinderen die daar wonen. Opvallend is dat het met [minderjarige] bij Westcoaching eigenlijk heel goed gaat en dat het daar bijna nooit uit de hand loopt. [minderjarige] lijkt zijn coaches te vertrouwen en doet stapjes in de goede richting. Hij gaat inmiddels naar New School en laat zich steeds wat beter helpen. De stiefvader houdt veel van [minderjarige] en is enthousiast over de begeleiding van Westcoaching. De kinderrechter is onder de indruk van de wijze waarop de hulpverlening volhardend is in het zoeken en vinden van het onderling overleg, om in het belang van [minderjarige] buiten de gebaande paden te denken en te zoeken naar een antwoord op de vraag wat mogelijk zou kunnen helpen om [minderjarige] kwaliteit van leven te geven. De wijze waarop [minderjarige] veiligheid en vertrouwen vindt bij Westcoaching getuigt van een inzet die ronduit bewonderenswaardig is. Dat [minderjarige] kan rekenen op steun van deze zeer betrokken coach, zal voor hem van grote waarde zijn. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de voor [minderjarige] passende weg zal worden ingeslagen. Zij is er daarom van overtuigd dat er een jeugdbeschermer betrokken moet blijven om de stiefvader en [minderjarige] te ondersteunen en passende hulpverlening mogelijk te maken. Zij zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen. Dit zal zij doen voor de duur van een jaar, gelet op de ernst van de zorgen.
5.3.
[minderjarige] kan op dit moment niet bij zijn stiefvader en zijn zusje wonen. Voorlopig zal hij bij de Veerkracht blijven slapen en de dag doorbrengen bij Westcoaching. Er wordt intensief samengewerkt om uit te vinden hoe [minderjarige] alle hulp kan krijgen die hij nodig heeft. Zo wordt er nu uitgezocht of [minderjarige] beter klinische GGZ behandeling kan krijgen of ambulante behandeling bij Westcoaching. Ook wordt gekeken of de plek bij de Veerkracht passend is en blijft voor [minderjarige] . De kinderrechter vindt dat het in ieder geval in het belang van [minderjarige] is om voorlopig uithuisgeplaatst te blijven in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, zodat de intensieve samenwerking van hulpverleners rondom hem kan blijven bestaan.
5.4.
De kinderrechter zal daarom naast de ondertoezichtstelling ook een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor [minderjarige] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, zoals verzocht. De situatie van [minderjarige] kan, zeker vanwege zijn jonge leeftijd, nog snel veranderen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 11 april 2024 tot 11 april 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 11 april 2024 tot 11 oktober 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier, en op schrift gesteld op 25 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.