ECLI:NL:RBDHA:2024:8599
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven besluit asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 27 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 5 september 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet nemen. Echter, in dit geval was er een uitzondering van toepassing omdat onderzocht werd of Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.
Eiser had op 28 februari 2023 een besluit ontvangen waarin zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk was. Op 18 juli 2023 werd eiser echter toegelaten tot de nationale asielprocedure, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 18 januari 2024, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 werd deze termijn verlengd met negen maanden, tot 18 oktober 2024.
De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 30 januari 2024 te vroeg is ingediend, aangezien de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van mr. S.A. Sewratan, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.