ECLI:NL:RBDHA:2024:8612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake zicht op uitzetting en maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, geboren in 1998 en van Gambiaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 12 oktober 2023 is opgelegd en dat deze nog voortduurt. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting, omdat er geen kopie van het verslag van het vertrekgesprek van 7 mei 2024 in het dossier aanwezig was en dat verweerder niet heeft gemotiveerd dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen laissez-passer (LP) wordt afgegeven.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder het verslag van het vertrekgesprek heeft toegevoegd aan het dossier en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat eiser het onderzoek naar zijn identiteit of nationaliteit frustreert. Eiser heeft geweigerd om mee te werken aan geplande presentaties, wat volgens de rechtbank zijn plicht om medewerking te verlenen aan zijn uitzetting ondermijnt. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van het ontbreken van zicht op uitzetting naar Gambia binnen een redelijke termijn, en dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22167
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd. Verweerder heeft desgevraagd een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 31 mei 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 oktober 2023.1 Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen beoordeeld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 december 2023,2 26 januari 2024,3 18 maart 2024.4 Daarnaast heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 23 april 20245 het verlengingsbesluit beoordeeld en geoordeeld dat de duur van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was verlengd. Daarom staat nu ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 17 april 2024, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen kopie van het verslag van het vertrekgesprek van 7 mei 2024 in het dossier zit. Daarnaast heeft verweerder in de voortgangsrapportage niet gemotiveerd dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen LP6 wordt afgegeven. Het tijdsverloop toont juist aan dat er wel reden is om aan te nemen dat de LP niet wordt afgegeven, omdat dit al acht maanden niet is gebeurd. Er is geen sprake van veranderde feiten en omstandigheden. Dat er een presentatie gepland staat op 4 juni 2024 doet daar niet aan af, omdat de verwachting gerechtvaardigd is dat eiser daaraan niet zal meewerken. Niet is onderbouwd dat de presentatie in persoon een essentieel onderdeel zou zijn in het proces tot het verkrijgen van een LP bij de autoriteiten. Er is daarom geen zicht op uitzetting.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder desgevraagd het verslag van het vertrekgesprek van 7 mei 2024 heeft toegevoegd aan het digitale dossier. Dit kan worden aangemerkt als uitzettingshandeling. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder in het voortgangsrapport heeft gemotiveerd dat eiser het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit of nationaliteit frustreert. Uit het voortgangsrapport blijkt dat de geplande presentatie in persoon van 2 november 2023 en 7 maart 2024 geen doorgang heeft kunnen vinden, omdat eiser geweigerd heeft mee te werken. Uit het voortgangsrapport blijkt verder dat de vertegenwoordiger heeft verklaard dat de LP-aanvraag in onderzoek wordt genomen en dat er op 4 juni 2024 een presentatie gepland staat bij de Gambiaanse vertegenwoordiging.
6. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van het ontbreken van zicht op uitzetting naar Gambia binnen een redelijke termijn. Op eiser rust de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Eiser voldoet hier niet aan. Eiser heeft geweigerd om te verschijnen op geplande presentaties en maakt, bijvoorbeeld tijdens het vertrekgesprek op 7 mei 2024, duidelijk dat hij niet wil meewerken. Er is geen sprake van een situatie waarin de staatssecretaris geheel passief is. Verweerder heeft op 7 mei 2024 immers nog een vertrekgesprek gehouden met eiser om hem te bewegen mee te werken aan zijn terugkeer. Daarmee is het zicht op uitzetting in beginsel gegeven.
1. Zaaknummer: NL23.33067.
2 Zaaknummer: NL23.38794.
3 Zaaknummer: NL24.1731.
4 Zaaknummer: NL24.10094.
5 Zaaknummer: NL24.15185.
6 Laissez-passer.
7. Het is wel zo dat eisers weigering om de voor zijn uitzetting noodzakelijke medewerking te verlenen, na verloop van tijd ertoe kan leiden dat zijn inbewaringstelling niet langer gerechtvaardigd is omdat geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn meer bestaat. Ook hier geldt dat op eiser de plicht rust om actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting.7 Het is de rechtbank niet gebleken dat de noodzakelijke medewerking die eiser moet verlenen – het verschijnen op een presentatie – van dien aard is dat deze verder gaat dan redelijkerwijs van eiser kan worden verlangd. Dat eiser in zijn vertrekgesprek heeft meegedeeld dat hij geen medewerking kán verlenen omdat hij niet terug durft te keren naar Gambia, is geen reden voor een ander oordeel.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.
N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
7 Zie de uitspraak van 1 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM0748.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.