ECLI:NL:RBDHA:2024:8615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van eisers, die als gezinsleden gezamenlijk zijn ingereisd. Op 13 februari 2024 hebben eisers elk afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, ingediend op 26 september 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 7 maart 2024 de asielaanvragen alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er samenhang is tussen de zaken van eisers, aangezien zij gezamenlijk hun aanvragen hebben ingediend. De rechtbank oordeelt dat, nu de asielaanvragen zijn ingewilligd, de beroepen van eisers tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk zijn. Dit is in lijn met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, dat stelt dat er geen procesbelang meer is als de eisers hun doel hebben bereikt.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, gezien het feit dat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.