ECLI:NL:RBDHA:2024:8626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en haar minderjarig kind, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 4 juni 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eisers hadden hun aanvraag op 10 mei 2023 ingediend, en de staatssecretaris had uiterlijk op 8 november 2023 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, hebben eisers de staatssecretaris op 20 november 2023 in gebreke gesteld en op 2 januari 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Eisers verzoeken de rechtbank om de staatssecretaris op te dragen binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, in plaats van de gebruikelijke termijn van twee weken, omdat er sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken ter onderbouwing van deze beslissing.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en legt een dwangsom van € 100 per dag op voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50, en tot vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.