ECLI:NL:RBDHA:2024:8633
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Weigering visum voor kort verblijf op basis van sociale en economische binding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Myanmarese vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had op 9 mei 2023 een visum voor kort verblijf aangevraagd om Nederland te bezoeken, maar haar aanvraag werd afgewezen op 23 mei 2023. De minister stelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij de Europese Unie vóór het verstrijken van het visum zou verlaten, en dat er twijfels bestonden over het doel van haar verblijf. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd kennelijk ongegrond verklaard zonder dat zij werd gehoord.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat het bestreden besluit in strijd was met de motiveringsplicht en de hoorplicht uit de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet was gehoord en dat de afwijzingsgronden over sociale en economische binding niet adequaat waren onderbouwd. Eiseres had bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat zij zorg draagt voor haar moeder en dat zij een sieradenwinkel heeft, wat zou wijzen op voldoende sociale en economische binding met Myanmar.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres en tot vergoeding van het griffierecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.