ECLI:NL:RBDHA:2024:8639
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 22 augustus 2023, waarin het recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in richtlijn 2001/55/EG, met ingang van 4 september 2023 wordt beëindigd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 27 februari 2024 heeft de staatssecretaris aangekondigd het bestreden besluit te willen intrekken, maar er waren twee beroepen ingesteld door verschillende gemachtigden. De gemachtigde van verzoeker heeft op 29 februari 2024 het beroep in zaak NL23.28762 ingetrokken. Nadat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft ingetrokken, zijn in de andere beroepszaak zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beoordeling van de voorzieningenrechter is als volgt: op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt. Aangezien eiser het beroep tegen het bestreden besluit heeft ingetrokken, is er geen beroep meer aanhangig, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.