ECLI:NL:RBDHA:2024:8642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL23.30144
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde tijdelijke bescherming en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een beroep ingesteld tegen een besluit van 17 augustus 2023, waarin hem werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn 2001/55/EG zou eindigen. Echter, op 26 februari 2024 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de staatssecretaris het bestreden besluit heeft ingetrokken, is er sprake van tegemoetkomen aan de verzoeker. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is en heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875, wat bestaat uit een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875, vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 1. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30144

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brief van 26 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en gelijktijdig verzocht om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Als sprake is van een zonder twijfel toewijsbaar verzoek, kan de rechtbank hierop zonder zitting beslissen. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft hangende het beroep het door verzoeker bestreden besluit ingetrokken. Dit brengt mee dat sprake is van tegemoetkomen. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten is dan ook kennelijk gegrond.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ter hoogte van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.