ECLI:NL:RBDHA:2024:8644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL23.28744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG; niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken besluit

In deze zaak heeft eiser op 12 september 2023 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, omdat hij vreest dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, per 4 september 2023 is beëindigd. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat inhoudt dat er op een beroep kan worden beslist zonder zitting als de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen besluit heeft overgelegd waartegen het beroep zich richt. Eiser heeft aangevoerd dat hij verblijf heeft gekregen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en dat hij veronderstelt dat er een voornemen en een beschikking zijn uitgebracht die zijn tijdelijke bescherming beëindigen. Echter, hij heeft geen bewijs van een dergelijk besluit kunnen overleggen, ondanks dat de rechtbank hem de gelegenheid heeft gegeven om dit verzuim te herstellen.

De rechtbank heeft eiser op 25 september 2023 gewezen op het ontbreken van het bestreden besluit en hem de kans gegeven om dit binnen vier weken te herstellen. Eiser heeft gereageerd, maar heeft het verzuim niet hersteld. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser met een omschrijving van het besluit had mogen volstaan. Aangezien er geen bewijs is dat er een beschikking is verzonden of uitgereikt, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28744

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 12 september 2023 beroep ingesteld omdat hij vreest dat zijn recht op tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG vanaf 4 september 2023 is beëindigd.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dat betekent dat de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij verblijf heeft gekregen op grond van de Richtlijn 2001/55/EG en dat hij aanneemt dat er een voornemen en een beschikking zijn uitgebracht waarin staat dat zijn tijdelijke bescherming per 4 september 2023 wordt beëindigd. Hij baseert zich in dat verband op algemene berichtgeving. Hij geeft aan dat hij geen voornemen heeft ontvangen en ook geen besluit waarin de tijdelijke bescherming is ingetrokken.
3. In artikel 8:1, gelezen samen met artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, staat dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit. Het besluit waarop het beroep betrekking heeft, moet zo mogelijk bij het beroepschrift worden overgelegd. Dat volgt uit artikel 6:5, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank – na een herstelmogelijkheid – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser geen (kopie van het) bestreden besluit heeft overgelegd.
5. De rechtbank heeft eiser met een bericht van 25 september 2023 gewezen op dat verzuim en heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken het verzuim te herstellen. De rechtbank heeft eiser er voorts op gewezen dat, als hij van die gelegenheid geen gebruik maakt, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
6. Eiser heeft daarop gereageerd met een bericht van 16 oktober 2023. Eiser heeft daarin nogmaals aangegeven dat het gaat om het beëindigen van het recht op tijdelijke bescherming, maar dat hij niet over een besluit beschikt. Tevens heeft hij aangegeven dat hij verwacht dat verweerder het besluit zal overleggen. Eiser heeft verder vermeld dat hij ervan uitgaat dat zijn beroepschrift voldoende duidelijk maakt tegen welk besluit het beroep is gericht.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser het verzuim niet heeft hersteld. Er is geen reden om te oordelen dat eiser in dit geval heeft mogen volstaan met een omschrijving van het besluit. Eiser omschrijft een beschikking. Een beschikking treedt in werking door uitreiking of toezending aan de betrokkene [1] . Als er een beschikking over de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan eiser is toegezonden of uitgereikt, dan mag worden aangenomen dat het voor eiser mogelijk was om daarvan een afschrift aan de rechtbank over te leggen. Er is geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.
8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.artikel 3:41, eerste lid, Awb